ECLI:NL:RBDHA:2016:12163
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens niet onverwijld melden van beëindiging exploitatie gastouderopvang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gastouder, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een bestuurlijke boete van € 1900,- opgelegd gekregen omdat zij niet onverwijld had gemeld dat zij de exploitatie van haar gastouderopvang had beëindigd. Het primaire besluit tot het opleggen van de boete dateert van 8 juli 2015, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, is op 2 december 2015 genomen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde.
Tijdens de zitting op 11 mei 2016 heeft eiseres aangevoerd dat de boete niet binnen de wettelijk vereiste termijn van dertien weken na het opmaken van het boeterapport is opgelegd, en dat zij niet verweten kan worden dat zij de wijziging niet tijdig heeft doorgegeven, omdat zij wachtte op de handtekening van de gastouder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de termijn van dertien weken een termijn van orde is en dat het overschrijden daarvan geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van de boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres artikel 1:47 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen heeft overtreden, en dat verweerder bevoegd was om een boete op te leggen.
De rechtbank heeft de opgelegde boete in overeenstemming geacht met de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van eiseres. Eiseres had naar het oordeel van de rechtbank contact moeten opnemen met verweerder toen zij er niet in slaagde om de handtekening van de gastouder te verkrijgen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.