ECLI:NL:RBDHA:2016:13828
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Bulgarije onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Iraakse nationaliteit, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had op 12 augustus 2016 een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van asielaanvragen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht naar Bulgarije te voorkomen.
Tijdens de zitting op 10 november 2016 heeft eiser aangevoerd dat hij geen asielaanvraag in Bulgarije heeft ingediend en dat de Bulgaarse autoriteiten niet adequaat hebben gehandeld. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat uit Eurodac blijkt dat eiser wel degelijk een asielaanvraag in Bulgarije heeft ingediend. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat overdracht naar Bulgarije zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM, dat verbiedt dat iemand wordt blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.