ECLI:NL:RBDHA:2016:15314
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete opgelegd wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete van € 8.000,- die aan eiseres was opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Eiseres had een vreemdeling in dienst die geen geldige tewerkstellingsvergunning had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 4 oktober 2014 arbeid verrichtte voor eiseres, waarbij hij een valse identiteitskaart toonde. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de valsheid van het identiteitsdocument en dat de opgelegde boete onevenredig was.
De rechtbank oordeelde dat de overtreding aan eiseres kon worden toegerekend, omdat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om te controleren of aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan. De rechtbank vond dat eiseres niet voldoende had gedaan om de overtreding te voorkomen, ondanks dat zij een kopie van het identiteitsdocument had. De rechtbank heeft de hoogte van de boete beoordeeld en besloot dat een matiging van 25% op zijn plaats was, waardoor het boetebedrag werd vastgesteld op € 4.000,-.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiseres moest worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.