ECLI:NL:RBDHA:2016:1995
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging in kader van nareis
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een minderjarig kind van Eritrese nationaliteit, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging met haar vader, die in Nederland verblijft met een afgeleide verblijfsvergunning. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had de aanvraag afgewezen op grond van het beleid dat geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend aan gezinsleden van een hoofdpersoon met een afgeleide verblijfsvergunning. Eiseres betoogde dat de Gezinsherenigingsrichtlijn van toepassing was en dat haar rechten als kind onder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet voldoende waren gewaarborgd. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Vreemdelingenwet en dat er geen sprake was van onjuiste implementatie van de richtlijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de mvv-aanvraag.