Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser2],
[eiser3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 september 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord van 4 februari 2015, met producties;
- het comparitievonnis van 18 februari 2015;
- het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal van comparitie van 1 maart 2016 met de daarin genoemde stukken en daaraan gehecht de brief van 22 maart 2016 van de zijde van de Gemeente.
2.De feiten
(…) De ter onteigening aangewezen percelen zijn begrepen in het bestemmingsplan “Rivierenbuurt, vijfde herziening” van de gemeente Den Haag.
, in samenhang met de aansluitende gronden en de daarop gesitueerde bestemmingen zijn Wij van oordeel dat de bestemming op het gedeelte van reclamanten dat ter onteigening is aangewezen er zich niet goed voor leent afzonderlijk te worden gerealiseerd. Voorts zijn Wij van oordeel dat aan de door de gemeente in het publieke belang voorgestane planuitvoering een groter gewicht dient te worden toegekend dan aan het persoonlijk belang van reclamanten bij een zelfuitvoering. Er bestaat dan ook naar Ons oordeel geen enkele zekerheid dat zonder de voorgestelde grondverwerving in de door de gemeente gewenste vorm daadwerkelijk zal worden gerealiseerd.
(…)
Het ontwerp moetstriktpassen binnen de kaders van het bestemmingsplan (…)
De plint/sokkel magmaximaal 15 meterhoog zijn, de toren die daarop mag komen mag een maximale hoogte van 50 meter bereiken en maximaal 70% van de sokkel gebruiken.
De hoogte van het bouwplan mag demaximale hoogte van 50 meteronder geen beding overschrijden. Bouwplannen die deze hoogte overschrijden worden dan ook uitgesloten van deelname in de competitie.
(…)
Het woningtype is appartementen; in bijlage 1, Artikel 7 van de voorschriften, staat een beschrijving van de mogelijkheden die op de locatie “Gemengde doeleinden I en Wonen” toegestaan zijn. De gemeente gaat uit van ten minste 44 woningen en commerciële functies.
De voorgevel moet in de rooilijn komen, zoals aangegeven in het bestemmingsplan, er mag geen sprake zijn van overhang.
Het parkeren dient, zoals in de bouwverordening beschreven, op eigen terrein te worden opgelost, conform de gemeentelijke parkeernorm (…).”
7.1 De Gemeente maakt de Bouwkavel voor eigen rekening en risico Bouwrijp en zal deze op 1 juli 2010 Bouwrijp opleveren of zoveel eerder als mogelijk is aan de Ontwikkelaar. (…)
[A] geeft aan dat een drie-partijen overeenkomst hem niet haalbaar lijkt omdat de gemeente dat gewoonweg niet wil. Verder merkt [A] op dat tijdens het overleg van de zijde van de gemeente werd opgemerkt dat de gemeente en Boele & Van Eesteren ook met elkaar zaken zouden kunnen doen zónder [eisers] .
Op vrijdag 13 april 2012 is [eisers] gebeld door [A] van Boele & Van Eesteren. [A] heeft hem op dat moment laten weten dat hij niet verwachtte met Achmea een akkoord te bereiken en [eisers] gevraagd of hij nog een andere belegger had. [eisers] zat in het buitenland en heeft [A] verzocht naar zijn advocaat te bellen.
hij ervan uitging er met Achmea uit te komen;
het project met of zonder [eisers] verder zou gaan;
op dinsdagochtend overleg met Achmea zou plaatsvinden.
Boele & Van Eesteren gaat bouwen;
Achmea wordt eigenaar/afnemer;
Plan Inbo wordt gerealiseerd.
Uw brief van 1 juni 2012 hebben wij ontvangen en bevestigen hierbij dat wij gezamenlijk hebben besloten de akte van cessie te ontbinden nu wij niet tijdig een overeenkomst hebben kunnen sluiten met de gemeente Den Haag onder voor ons acceptabele voorwaarden, onder andere vanwege het ontbreken van een afnemer. Wij hebben de gemeente Den Haag van deze ontbinding op de hoogte gesteld en sturen u hierbij een kopie van deze brief aan de gemeente Den Haag toe.”
2.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de Gemeente de opstallen op de onteigende percelen begin 2009 heeft gesloopt, dan wel laten slopen. Daarmee staat vast dat de Gemeente binnen drie jaar nadat het onteigeningsvonnis kracht van gewijsde kreeg een aanvang heeft gemaakt met het werk waartoe de percelen werden onteigend. Dat brengt mee dat - met het oog op voormeld verweer van de Gemeente - thans enkel nog ter discussie staat de vraag of de werkzaamheden na de sloop van de opstallen gedurende drie jaar hebben stilgelegen. De Gemeente heeft dat bestreden. Volgens haar hebben na de sloop nog allerlei werkzaamheden plaatsgevonden teneinde de percelen bouwrijp te maken, laatstelijk in de periode april-juni 2010 toen damwanden werden aangebracht. [eisers] heeft dat op zichzelf niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. [eisers] heeft echter aangevoerd dat die activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als 'arbeid aan het werk' in de zin van artikel 61 Ow. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Onder 'arbeid aan het werk' wordt immers verstaan 'materiële werkzaamheid, die gericht is op de totstandkoming van dat werk' (zie Hoge Raad 19 december 2003, LJN: AI1061). De door de Gemeente - onweersproken - gestelde werkzaamheden met het oog op het bouwrijp maken van de percelen behoren daaronder te worden begrepen. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat (in ieder geval) in juni 2010 nog 'arbeid aan het werk' is verricht, zodat de in artikel 61 Ow voorgeschreven driejaarstermijn thans nog niet is verstreken.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
recht op teruglevering – geen ander werk dan waartoe onteigend
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211,00)