ECLI:NL:RBDHA:2016:5176
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.R. van Yperen, en de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]. Het geschil betreft de vastgestelde waarde van een kantoorgebouw, gelegen aan [adres] te [plaats], voor de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2015. De waarde was oorspronkelijk vastgesteld op € 1.187.000, maar na bezwaar door eiser werd deze verlaagd naar € 1.094.000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing van de verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van het kantoorgebouw op de waardepeildatum, 1 januari 2014, moet worden bepaald op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, zoals voorgeschreven door de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat de door verweerder aangedragen vergelijkingspanden representatief zijn voor de ligging van het kantoorgebouw. Eiser's argumenten over de waarde zijn niet overtuigend genoeg om de vastgestelde waarde te weerleggen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld over de proceskosten en heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte kosten door eiser, die in totaal zijn vastgesteld op € 1.049,03. De rechtbank heeft het beroep van eiser voor het grootste deel ongegrond verklaard, maar gegrond voor wat betreft de proceskostenvergoeding in bezwaar. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.