In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande moeder, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder. Eiseres, die gescheiden is en drie kinderen heeft, betwistte de beslissing van verweerder om de maandelijkse kinderalimentatie van haar bijstandsuitkering in mindering te brengen. Eiseres stelde dat er sprake was van co-ouderschap, waardoor zij niet volledig kon beschikken over de kinderalimentatie. De rechtbank oordeelde dat bijstandsverlening als gezinsbijstand wordt verstrekt, wat betekent dat alle middelen van gezinsleden, inclusief kinderalimentatie, in aanmerking moeten worden genomen. Eiseres kon niet aantonen dat zij niet volledig kon beschikken over de kinderalimentatie die op een gezamenlijke rekening werd gestort. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de kinderalimentatie in mindering had gebracht op de bijstandsuitkering, en dat de geïndexeerde bedragen aan kinderalimentatie ook correct waren verrekend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, zowel tegen het eerste als het tweede bestreden besluit van verweerder.