Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2017 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Surinaamse vrouw, had een mvv aangevraagd om bij haar Nederlandse partner, referent, te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het oordeel dat er geen duurzame en exclusieve relatie bestond, maar dat er sprake was van een schijnrelatie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres en referent tegenstrijdige verklaringen hadden afgelegd over hun relatie, wat leidde tot de afwijzing van de mvv-aanvraag.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres op 12 oktober 2017 niet zelf verscheen, maar werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De staatssecretaris had eerder de aanvraag afgewezen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de hoorzittingen onzorgvuldig waren en dat er niet op essentiële punten was doorgevraagd, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat de relatie tussen eiseres en referent niet authentiek was en dat de aanvraag om een mvv terecht was afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en eenduidige verklaringen in het kader van verblijfsrechtelijke aanvragen en de beoordeling van de authenticiteit van relaties.