In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 oktober 2017, is toestemming verleend aan Stichting Jeugdbescherming west om de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in de Verenigde Arabische Emiraten, buiten Nederland te plaatsen. Dit verzoek is ingediend op basis van artikel 1:306 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft kennisgenomen van de omstandigheden van de minderjarige, die een belast verleden heeft en sinds 12 april 2017 in Nederland verblijft. De moeder van de minderjarige is overleden en de vader heeft geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige een sterke band heeft met zijn familie in Engeland, waar hij momenteel verblijft bij zijn oom en tante. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de betrokkenheid van de jeugdbeschermer en de hulpverlening in Nederland, die samen met de familie in Engeland werken aan de toekomst van de minderjarige.
Tijdens de zitting heeft de minderjarige aangegeven dat hij zich gelukkig voelt bij zijn familie in Engeland en dat hij daar zijn leven verder wil opbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om bij zijn familie in Engeland te blijven wonen, gezien de zorg en ondersteuning die hij daar ontvangt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er contact is gelegd met de Centrale Autoriteiten in Nederland en Engeland om de plaatsing te coördineren. Gezien de omstandigheden en de wens van de minderjarige heeft de rechtbank besloten om het verzoek van Stichting Jeugdbescherming west toe te wijzen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.