ECLI:NL:RBDHA:2017:14868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5652
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 na vernietiging van de eerdere beslissing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012. Eiseres had voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen, maar de Belastingdienst/Toeslagen had het recht op toeslag definitief vastgesteld op nihil, omdat eiseres niet kon aantonen dat zij de kosten voor kinderopvang had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in strijd met het evenredigheidsbeginsel zou zijn om eiseres de gehele toeslag te onthouden, gezien de onderliggende contracten en facturen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de eerdere beslissing van de Belastingdienst vernietigd. De rechtbank heeft het recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 vastgesteld op € 5.498, na aftrek van de maanden waarin geen recht op toeslag bestond. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 door de Belastingdienst moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/5652

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van14 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

De bestreden beslissing op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 juli 2017 op het bezwaar van eiseres tegen de definitieve berekening kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2012.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2017.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de uitspraak op bezwaar;
 vernietigt de beschikking van 9 september 2016;
 stelt de aanspraak kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 vast op € 5.498;
 draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 aan haar te vergoeden.

Overwegingen

1. Met dagtekening 9 september 2016 is de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2012 voor eiseres definitief vastgesteld op nihil omdat er geen contract is overgelegd voor de opvang van het oudste kind van eiseres en omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de totale kosten van de kinderopvang zijn voldaan.
2. Ter zitting heeft eiseres alsnog het contract voor de opvang van het oudste kind getoond en verweerder heeft dat contract akkoord bevonden. Tussen partijen is daarom nog uitsluitend in geschil of eiseres heeft aangetoond dat de kosten van de kinderopvang zijn voldaan.
3. De bewijslast dat de kosten van de kinderopvang zijn voldaan, rust op eiseres. Eiseres maakte tot en met de maand oktober 2012 gebruik van gastouderopvang via gastouderbureau [gastouderbureau] . Uit de jaaropgave van [gastouderbureau] blijkt dat de kosten van kinderopvang tot en met de maand oktober € 6.209,80 bedroegen. Volgens de door eiseres overgelegde bankafschriften heeft zij in totaal een bedrag van € 5.876 aan [gastouderbureau] betaald. Dat betekent dat eiseres voor een bedrag van € 333,80 niet heeft aangetoond dat zij dat daadwerkelijk heeft voldaan.
4. In haar uitspraak van 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1114, heeft de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) overwogen dat indien niet kan worden aangetoond dat het bedrag aan kosten van de kinderopvang daadwerkelijk is betaald, moet worden aangenomen dat de kinderopvang niet heeft plaatsgevonden op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 Wko met als gevolg dat geen aanspraak bestaat op kinderopvangtoeslag.
5. Eiseres heeft ter zitting onweersproken verklaard dat zij maandelijks vaste bedragen betaalde aan het gastouderbureau, dat zij de facturen van het gastouderbureau pas heeft ontvangen nadat zij daarom in augustus 2014 naar aanleiding van vragen van verweerder had verzocht en dat zij, anders dan in latere jaren, nooit een eindafrekening van het gastouderbureau heeft ontvangen voor het jaar 2012. Zij verkeerde dan ook in de veronderstelling dat ze het gehele verschuldigde bedrag had voldaan. Onder die omstandigheid acht de rechtbank het, mede gezien de onderliggende contracten, de jaaropgaaf en de daarmee overeenstemmende facturen, in strijd met het evenredigheidsbeginsel dat aan eiseres de kinderopvangtoeslag geheel wordt onthouden. Niet valt in te zien waarom eiseres, zonder dat zij daartoe aanleiding had bijvoorbeeld door een aanmaning afkomstig van het gastouderbureau, aan de hand van de jaaropgave had moeten controleren of zij het daarop vermelde bedrag wel had voldaan.
6. Op grond van het voorgaande is het beroep gegrond verklaard.
7. Aan eiseres is met dagtekening 8 mei 2013 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend betrekking hebbend op het gehele jaar 2012 van € 7.652. Daarvan heeft € 2.154 betrekking op de maanden november en december waarvan niet in geschil is dat daarin geen voor toeslag in aanmerking komende opvang meer heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat de inkomensgegevens en opvanggegevens waarvan bij die voorschotbeschikking is uitgegaan onjuist zijn. De rechtbank stelt daarom, met toepassing van artikel 8:72, derde lid in samenhang met artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht, het recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 vast op € 7.652 - € 2.154 = € 5.498.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat geen kosten zijn gesteld die voor vergoeding op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.H. Strik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)