ECLI:NL:RBDHA:2017:15202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke procedure omtrent de plaatsing van een antenne-installatie in Wassenaar

Op 21 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over de plaatsing van een antenne-installatie door KPN B.V. in Wassenaar. De rechtbank behandelt de bezwaren van verschillende eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, dat de vergunning voor de antennemast heeft verleend. In een eerdere tussenuitspraak had de rechtbank geconstateerd dat er gebreken waren in het bestreden besluit en verweerder de gelegenheid gegeven om deze te herstellen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd waarin eisers hun zienswijzen hebben ingediend en verweerder zijn nadere motivering heeft gegeven. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat de vergunde locatie de enige optie is voor een volledige dekking van het KPN-netwerk, en dat andere locaties niet voldoen aan de vereisten van het antennebeleid. De rechtbank oordeelt dat de hardheidsclausule van toepassing is en dat de belangen van de plaatsing van de antennemast zwaarder wegen dan de bezwaren van de eisers. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 16/7022 en SGR 16/6955

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2017 in de zaken tussen

[eiser 1], [eiseres 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiseres 2], [eiser 4], [eiser 5], [eiser 6] en [eiser 7], [eiser 8] en [eiseres 3], te [woonplaats], eisers I
(gemachtigde: mr. F.P. van Galen),
[eiser 9] en mr. [eiser 10], te [woonplaats], eisers II,
gezamenlijk aan te duiden als: eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J. de Buck en mr. E.C.M. de Heij).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
KPN B.V., te Den Haag (KPN), (gemachtigden: mr. C.C.W. Briggen en A.K. van Dijk), vergunninghoudster,
T-Mobile Netherlands B.V.te Den Haag (T-Mobile), (gemachtigde: mr. J.J. van der Lee).

Procesverloop

Op 12 mei 2017 heeft de rechtbank in deze zaken een tussenuitspraak gedaan (hierna: de tussenuitspraak). In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Voor het verloop van de procedure tot de tussenuitspraak verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
Eisers II hebben op 13 juni 2017, zonder daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, hun zienswijze op de tussenuitspraak ingezonden.
Nadat de termijn voor het indienen van een reactie was verlengd, heeft verweerder op 6 juli 2017 in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend, met bijlagen.
Eisers I en II hebben hierop bij brieven van respectievelijk 21 september 2017 en 20 september 2017 een schriftelijke zienswijze gegeven.
De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat een zevental stukken, als bijlagen behorend bij de brief van verweerder van 6 juli 2017, ontbrak.
Verweerder is in de gelegenheid gesteld om de genoemde zeven bijlagen alsnog ter onderbouwing van zijn nadere motivering in het kader van de bestuurlijke lus in te brengen.
Verweerder heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens zijn eisers in de gelegenheid gesteld een nadere zienswijze op de zeven bijlagen te geven, eveneens in het kader van de bestuurlijke lus.
Eisers II hebben een nadere zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
De gemachtigde van eisers I heeft aan de rechtbank bericht dat eisers I niet in de gelegenheid zijn gesteld om op de door verweerder ingediende zeven bijlagen te reageren.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en bepaald dat eisers I in de gelegenheid worden gesteld in het kader van de bestuurlijke lus een nadere zienswijze in te dienen met betrekking tot de zeven bijlagen.
Eisers I hebben een nadere zienswijze ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder in het kader van de toepassing van de hardheidsclausule alternatieve oplossingen voor plaatsing van de antennemast onvoldoende heeft onderzocht en zijn beroep op de hardheidsclausule onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder, onder toepassing van de bestuurlijke lus, in de gelegenheid wordt gesteld de geconstateerde gebreken te herstellen.
3. De nadere motivering van verweerder houdt – samengevat – het volgende in. Verweerder en KPN zijn nogmaals in overleg getreden. Zowel uit onderzoek van KPN als van de gemeente is gebleken dat de vergunde locatie zowel uit planologisch, beleidsmatig en technisch oogpunt als qua dekking de best mogelijke locatie is. Het zoekgebied van KPN wordt grofweg begrensd door de Groot Haesebroekseweg, de Rijksstraatweg (maximaal) het verlengde van de Nachtegaallaan en de Backershagenlaan (verlengde Papegaaienlaan). Het zoekgebied is daarmee een gegeven. Daarbij heeft KPN een aantal technische uitgangspunten geformuleerd, te weten: de antennemast moet voldoende hoog zijn (boven de bomen uitkomen) in verband met het dempend effect van bomen, de antennemast moet niet te dichtbij de Rijksstraatweg staan in verband met de interferentie van bestaande opstelpunten op de lichtmasten, en een aantal mogelijke locaties valt af doordat de eigenaren hebben aangegeven geen medewerking te verlenen. Antennes op bestaande lichtmasten blijken om zowel technische als praktische redenen in dit zoekgebied niet mogelijk. Lichtmasten zijn in het gebied niet tot nauwelijks aanwezig en zijn daarbij onvoldoende hoog. Vanwege het dempend effect van de bomen is een mast van voldoende hoogte hier noodzakelijk teneinde de gewenste dekking te bereiken. Het plaatsen van een mast (of een dergelijke voorziening) op een lichtmast is geen oplossing. Antennes op gebouwen in het gebied en zelfs daarbuiten zijn niet mogelijk gebleken vanwege technische onmogelijkheden en het uitblijven van medewerking van de eigenaren van de betreffende gebouwen. Ook deze optie valt derhalve af. Zowel verweerder als KPN zijn daarom genoodzaakt om de zoektocht naar een opstelpunt voor mobiele telefonie in het gebied te beperken tot het vinden van een geschikte vrijstaande locatie die het beste zou aansluiten bij het antennebeleid en het bestemmingsplan. De vergunde locatie van de antennemast voldoet aan het eerste deel van het antennebeleid. Er is sprake van gesloten bosgebied. De antennemast wordt geplaatst in gesloten bosgebied en grotendeels aan het zicht onttrokken. Er is sprake van strijd met de cultuurhistorische waarden. Daaraan kan echter bij realisatie van een vrijstaande mast in dit gebied niet worden ontkomen, Vanuit de noodzakelijke dekking kan naar de mening van verweerder daarom worden uitgegaan van de “minst bezwaarlijke” of “minst strijdige” locatie, zodat op die basis toepassing kan worden gegeven aan de hardheidsclausule. Als hieraan geen toepassing zou worden gegeven, dan zal binnen het zoekgebied geen locatie kunnen worden gevonden voor een vrijstaande antennemast. Verweerder acht dit ongewenst.
De door de rechtbank in de tussenuitspraak genoemde locatie Rust en Vreugdlaan nabij de Rijksstraatweg (kruising Rust en Vreugdlaan met de Backershagenlaan) is wat verweerder betreft geen reëel alternatief. Deze locatie past naar oordeel van verweerder niet, althans minder goed, in het antennebeleid dan de vergunde locatie, nu een vrijstaande antennemast aldaar niet omzoomd kan worden en vrij in het zicht komt te staan.
Ook een locatie dichter bij de Rijksstraatweg biedt geen oplossing. KPN heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak ook (nogmaals) onderzocht of die locatie in aanmerking komt. Daarbij is bevestigd dat het hart van het zoekgebied onvoldoende zou kunnen worden bediend door dit opstelpunt. In het bijzonder de dekking ten noorden van de Rust en Vreugdlaan zou onvoldoende worden verzorgd door deze locatie nabij de Rijksstraatweg. Bovendien heeft KPN reeds een antenne installatie op de Rijksstraatweg. Plaatsing van een nieuwe installatie op de kruising van de Rust en Vreugdlaan nabij de Rijksstraatweg zal interferentie kunnen veroorzaken met de bestaande installatie aan de Rijksstraatweg. De dekking in het gebied zal daardoor plaatselijk zelfs slechter kunnen worden, aldus het rapport van KPN.
Verweerder acht de vergunde locatie het meest passend, juist omdat deze zich midden in het zoekgebied bevindt, de onderkant van de telecommunicatiemast aan het zicht zal worden onttrokken en het gehele gebied zal worden voorzien van een volledige dekking. Nu tevens, naast KPN, ook T-Mobile, Vodafone en Tele 2 hebben aangegeven interesse te hebben in de locatie, is tevens voldaan aan het gemeentelijk beleidsuitgangspunt van site-sharing. Verweerder handhaaft al met al zijn standpunt dat de huidige locatie het dichtst bij de uitgangspunten van het antennebeleid komt. De locatie Schouwweg is de meeste passende oftewel minst strijdige locatie en is - met andere woorden - onontkoombaar voor een volledige dekking van dit gedeelte van Wassenaar. Verweerder meent dat de locatie daarmee voldoet aan doel en strekking van de hardheidsclausule en dat op goede gronden toepassing is gegeven aan de hardheidsclausule van het antennebeleid.
Het oordeel van de rechtbank over de nadere motivering van verweerder
4.1
De rechtbank zal hierna de vraag bespreken of verweerder met de nadere motivering van 6 juli 2017 de gebreken in het bestreden besluit volledig heeft hersteld. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak daaromtrent overwogen dat verweerder de geconstateerde gebreken kan herstellen door in overleg met KPN alsnog nader te onderzoeken of er voor de antennemast als de onderhavige een andere locatie in het zoekgebied voorhanden is, in welk onderzoek in ieder geval de locatie op het perceel Rust en Vreugdlaan gelegen nabij de Rijksstraatweg (kruising Rust en Vreugdlaan met de Backershagenlaan) dient te worden betrokken, en door in het kader van de toepassing van de hardheidsclausule nader te motiveren dat plaatsing op de nu aangevraagde en vergunde locatie voor een volledige dekking van het KPN-netwerk onontkoombaar is en daarmee de oplossing vormt.
4.2
De rechtbank overweegt over de geboden herstelmogelijkheid allereerst het navolgende. Zoals ook onder 1.1 van de tussenuitspraak overwogen, is de antennemast blijkens de aanvraag een vrijstaande stalen vakwerkconstructie met een hoogte van 39,9 meter op een bouwvlak van 10x10 m2 voor mobiele telecommunicatie ten behoeve van het KPN-netwerk, met de mogelijkheid van site-sharing. Verweerder dient te beslissen op basis van de aanvraag zoals deze is ingediend, en derhalve over plaatsing van de antennemast als de onderhavige. Onderdeel van de motivering van verweerder bij zijn beslissing op de aanvraag is in deze zaak dat verweerder een beroep op de hardheidsclausule doet. Dat betekent, en de rechtbank verwijst naar haar overwegingen in 7.7 van de tussenuitspraak, dat verweerder moet motiveren dat sprake is van een geval waarin een bepaalde locatie van de antennemast voor een volledige dekking onontkoombaar is, in welk geval verweerder in de lijn van het beleid, in overleg met de aanvrager tot een oplossing zal komen.
In overleg met KPN nader onderzoeken of er voor de antennemast als de onderhavige een andere locatie in het zoekgebied voorhanden is
5.1
Eisers voeren in hun nadere zienswijzen aan dat verweerder niet heeft aangetoond dat de antennemast noodzakelijk zou zijn voor een volledige dekking in het zoekgebied. Eisers I herhalen dat het antennebeleid geformuleerd is in de tijd dat op veel plaatsen in het geheel geen dekking was. In het zoekgebied is reeds sprake van volledige dekking; eventuele verdere optimalisering daarvan en bedrijfseconomische motieven liggen niet aan het antennebeleid ten grondslag, aldus eisers I. Ter zitting is door KPN en T-Mobile gezegd dat er een dekkingsgat ontstaat als de bestaande antennemast op het dak van het Rijnlands Lyceum wegvalt. Daarmee is er dus thans geen sprake van een dekkingsgat, zo stellen eisers II.
De rechtbank stelt vast dat eisers hiermee, zij het in andere bewoordingen, hebben herhaald wat zij al eerder in deze procedure naar voren hebben gebracht. Hierover heeft de rechtbank zich al uitgelaten in de tussenuitspraak. De rechtbank verwijst naar 7.5 van de tussenuitspraak. De rechtbank kan, zoals al overwogen onder 1 hierboven en anders dan eisers kennelijk menen, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen niet terugkomen van zo'n in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Uit wat eisers in dit verband hebben opgemerkt in de zienswijzen, te weten een herhaling van hun eerdere standpunt, volgt geenszins dat zich hier zo'n zeer uitzonderlijk geval voordoet dat rechtvaardigt dat de rechtbank zou kunnen terugkomen van haar oordeel in de tussenuitspraak. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.2
Eisers I voeren aan dat het bouwplan in strijd is met het antennebeleid. Er is geen sprake van een beperkte inbreuk op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, aldus eisers I. Het is niet voor niets dat de commissie WCE op 18 augustus 2014 heeft geadviseerd om te zoeken naar lagere masten of masten die geplaatst worden op bestaande bebouwing. Eisers I wijzen erop dat in 2010 plaatsing van een antennemast op het dak van het gebouw aan het Van Ommerenpark 200 is geweigerd. Het college had toen de hardheidsclausule kunnen toepassen. Er is geen sprake van consistent beleid, aldus eisers I.
De rechtbank overweegt over deze beroepsgrond dat niet ter beoordeling staat of verweerder een consistent beleid voert, maar of verweerder in redelijkheid kan besluiten om in het kader van de thans in geding zijnde aanvraag de hardheidsclausule toe te passen. Dat klemt temeer nu eisers I eraan voorbijgaan dat de commissie WCE destijds, in het kader van een negatief advies op een aanvraag voor een antenne op het dak van het Van Ommerenpark 200, adviseerde dat een van het gebouw losstaande mast waarop ook meerdere providers een antenne kunnen plaatsen een zeer goed alternatief vormt. Deze beroepsgrond treft geen doel.
5.3
Eisers I voeren aan dat er na de tussenuitspraak geen overleg tussen verweerder en KPN heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond berust op een onjuiste lezing van de tussenuitspraak, waarin eisers I kennelijk lezen dat enkel overleg dat na de tussenuitspraak zou plaatsvinden, kan worden meegewogen. De rechtbank stelt vast dat in ieder geval (dat blijkt uit de bij de nadere motivering door verweerder overgelegde stukken) al in 2016 overleg heeft plaatsgevonden. Ook weerleggen eisers I niet dat daarna nog sprake is geweest van verder overleg. Dat KPN in zijn contacten met verweerder een doelredenering volgt, zoals eisers I stellen, maakt op zichzelf niet dat niet van overleg kan worden gesproken. De beroepsgrond mist doel.
5.4
Eisers I voeren verder aan dat plaatsing aan de Rust en Vreugdlaan nabij de Rijksstraatweg een prima oplossing is. Om de interferentie die dan ontstaat te voorkomen, kan KPN de bestaande mast aldaar vervangen door een hogere. De antennemast zal dan ook beter omzoomd zijn door bos. De rechtbank volgt eisers I niet. In de tussenuitspraak is de door de rechtbank gegeven herstelmogelijkheid beperkt tot het onderzoeken van een mogelijke andere locatie. Hetgeen eisers II thans voorstellen, gaat verder dan het onderzoeken van zo’n andere locatie (onderdeel van de voorgestelde oplossing is immers de vervanging van een bestaande mast). Daarbij hebben eisers II met de enkele verwijzing naar een door KPN bij de stukken gevoegde dekkingskaart in het geheel niet onderbouwd dat – in tegenstelling tot hetgeen KPN stelt – het hart van het huidige zoekgebied dan onvoldoende dekking heeft.
5.5
Eisers I voeren aan dat KPN in de stukken een enigszins onduidelijk standpunt inneemt over een alternatieve locatie op het terrein van de Koninklijke Haagsche Golf- en Countryclub. In 2016 stelde KPN dat de eigenaren van dat terrein geen medewerking wilden verlenen, in 2017 dat een mast daar te ver uit het zoekgebied zou komen te staan. Ook hier komen eisers I met een alternatieve oplossing, bestaande uit twee masten, waarvan een bij de Rijksstraatweg en een andere op het terrein van de Koninklijke Haagsche Golf- en Countryclub. Dan is de nu gekozen locatie niet noodzakelijk, aldus eisers I. De rechtbank herhaalt dat in de tussenuitspraak de door de rechtbank gegeven herstelmogelijkheid is beperkt tot het in het kader van de toepassing van de hardheidsclausule onderzoeken van een mogelijke andere locatie. Hetgeen eisers I thans voorstellen, gaat verder dan het onderzoeken van zo’n andere locatie (onderdeel van de voorgestelde oplossing is immers het plaatsen van twee masten). De beroepsgrond slaagt niet.
5.6
Eisers II hebben zich in hun zienswijzen op het standpunt gesteld dat er andere locaties in het zoekgebied beschikbaar zijn. Zij hebben daarbij gewezen op de Rust en Vreugdlaan, Van Ommerenlaan/Menkenlaan nabij de Rijksstraatweg, Van Ommerenpark 200 (op het dak), Résidences Groot Hoogelande (op het dak) en de Koninklijke Haagsche Golf- en Countryclub, en op lichtmasten. Eisers II gaan er echter aan voorbij dat de door hen genoemde locatie nabij de Rijksstraatweg niet voldoet aan een van de door verweerder (en KPN) gehanteerde uitgangspunten, namelijk dat de locatie zich niet te dichtbij de Rijksstraatweg mag bevinden in verband met de interferentie van bestaande opstelpunten op de lichtmasten. Bovendien heeft KPN nader onderzoek gedaan, en daarover gerapporteerd in de bij de nadere motivering gevoegde rapportage, waaruit blijkt dat het hart van het zoekgebied onvoldoende zou kunnen worden bediend door dit opstelpunt. In het bijzonder de dekking ten noorden van de Rust en Vreugdlaan zou onvoldoende worden verzorgd door deze locatie nabij de Rijksstraatweg. Bovendien heeft KPN reeds een antenneinstallatie op de Rijksstraatweg. Plaatsing van een nieuwe installatie op de kruising van de Rust en Vreugdlaan nabij de Rijksstraatweg zal interferentie kunnen veroorzaken met de bestaande installatie aan de Rijksstraatweg. De dekking in het gebied zal daardoor plaatselijk zelfs slechter kunnen worden, aldus het rapport van KPN. Eisers II hebben deze nadere rapportage niet weerlegd.
Hetzelfde geldt voor locaties op daken; verweerder heeft met zijn nadere rapportage onderbouwd dat antennes op gebouwen in het gebied en zelfs daarbuiten niet mogelijk zijn gebleken vanwege technische onmogelijkheden en het uitblijven van medewerking van de eigenaren van de betreffende gebouwen. Dat het in 2010 niet is gekomen tot plaatsing van een antennemast op het dak van het Van Ommerenhuis, hoewel het bestuur daarvan destijds niet heeft geweigerd plaatsing toe te staan (volgens eisers II) maar verweerder niet bereid was om van het welstandsadvies af te wijken en dat nu wel doet (aldus eisers I), maakt niet dat daarmee in het kader van de onderhavige aanvraag plaatsing op het dak op die locatie een reëel en beschikbaar alternatief is. Daarbij komt dat de in de tussenuitspraak door de rechtbank gegeven herstelmogelijkheid is beperkt tot het in het kader van de toepassing van de hardheidsclausule onderzoeken van een mogelijke andere locatie voor de antennemast.
De Koninklijke Haagsche Golf- en Countryclub wenst geen medewerking te geven aan plaatsing van een antennemast, zo heeft verweerder (nader) onderbouwd gesteld.
Wat betreft de door eisers II beoogde locaties op lichtmasten overweegt de rechtbank dat verweerder nader heeft onderbouwd dat lichtmasten in het gebied onvoldoende hoog zijn. Vanwege het - door eisers II niet betwiste - dempend effect van de bomen is een mast van voldoende hoogte noodzakelijk teneinde de gewenste dekking te bereiken. Dat er vrijstaande lichtmasten in het gebied zijn, zoals eisers II betogen, maakt nog niet dat die zodanig boven de bomen in het gebied uitsteken dat de door KPN gewenste dekking bereikt zou kunnen worden.
Overigens hebben eisers II nog andere locaties genoemd, waarvan zij zelf stellen dat deze buiten het in deze procedure relevante zoekgebied vallen. Tegen de achtergrond van hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak laat de rechtbank deze locaties derhalve buiten beschouwing. Dat er in het zoekgebied mogelijk bouwplannen zijn waarvan - na de toekomstige bouw van de desbetreffende projecten - het dak dienst zou kunnen doen als locatie voor een antennemast, kon verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij de beoordeling van de aanvraag buiten beschouwing laten. De beroepsgrond slaagt niet.
De locatie op het perceel Rust en Vreugdlaan gelegen nabij de Rijksstraatweg (kruising Rust en Vreugdlaan met de Backershagenlaan)
5.7
Eisers I voeren aan dat zij nooit hebben gewezen op deze locatie. Zij hebben gedoeld op het landgoed Backershagen en het landgoed Rust en Vreugd, langs de Rijksstraatweg. Mogelijk is verwarring ontstaan, stellen eisers. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de tussenuitspraak is de locatie aan de kruising Rust en Vreugdlaan met de Backershagenlaan benoemd als te onderzoeken alternatief voor de plaatsing van de antennemast. Uit de bijlagen bij de brief van verweerder d.d. 6 juli 2017 blijkt dat de bedoelde locatie een reëel alternatief vormt voor plaatsing van de antennemast. Deze locatie kent echter geen afschermend groen, zodat een antennemast op die plaats volledig in het zicht zal staan. Verweerder geeft daarom de voorkeur aan de vergunde locatie. De rechtbank oordeelt dat daarmee afdoende is gemotiveerd en onderbouwd waarom verweerder niet voor deze locatie kiest. De beroepsgrond faalt.
5.8
Eisers II voeren in de zienswijzen hieromtrent aan dat deze locatie onjuist is. De locatie op het perceel Rust en Vreugdlaan gelegen nabij de Rijksstraatweg (kruising Rust en Vreugdlaan met de Backershagenlaan) is door eisers II genoemd als locatie voor het plaatsen van antennes op lichtmasten. Onderzocht had moeten worden de door hen genoemde locatie Rust en Vreugdlaan, Van Ommerenlaan/Menkenlaan nabij de Rijksstraatweg. De rechtbank overweegt hieromtrent naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de locatie (dichter bij) de Rijksstraatweg en de plaatsing van antennes op lichtmasten. De beroepsgrond faalt.
Tussenconclusie
6. De rechtbank concludeert dat verweerder thans voldoende heeft onderzocht en gemotiveerd dat er voor de antennemast geen andere locatie in het zoekgebied voorhanden is.
In het kader van de toepassing van de hardheidsclausule nader motiveren dat plaatsing op de nu aangevraagde en vergunde locatie voor een volledige dekking van het KPN-netwerk onontkoombaar is en daarmee de oplossing vormt
7.1
Eisers voeren aan dat er in het zoekgebied dekking is, zij het deels alleen ‘in car’. Ook gaat het om UMTS-dekking (internet), terwijl het antennebeleid gericht is geweest op GSM-dekking (bellen). In het gebied kan overal worden gebeld. Het antennebeleid is er niet op gericht dat mensen in de duinen
youtube-filmpjes kunnen kijken, aldus eisers II.
De rechtbank volgt eisers niet. Het antennebeleid is weliswaar tot stand gekomen in een tijd dat van UMTS nog geen sprake was, maar is blijkens de tekst ervan niet beperkt tot bepaalde soorten telecommunicatiedekking, hetzij naar toegepaste techniek, hetzij geografisch, hetzij buiten, in gebouwen of in auto’s, laat staan naar inhoud van de door de antennemast te verzenden en ontvangen telecommunicatie. Eisers gaan er verder aan voorbij dat in deze zaak het antennebeleid als zodanig niet ter beoordeling staat, maar slechts de toepassing van de in dat antennebeleid opgenomen hardheidsclausule met betrekking tot de aangevraagde en vergunde locatie. Deze grond faalt.
7.2
Eisers I leggen het antennebeleid aldus uit dat bij de toepassing daarvan, wanneer wordt toegekomen aan de stap ‘in de lijn van het beleid’, moet worden teruggekeerd naar de eerder doorlopen stappen, zodat dan - de rechtbank begrijpt: voor de tweede keer - moet worden beoordeeld of plaatsing van een antenne op gebouwen mogelijk is. De rechtbank oordeelt dat deze uitleg van de hardheidsclausule niet alleen in strijd is met de door de rechtbank in de tussenuitspraak gegeven herstelmogelijkheid en daarmee dat kader te buiten gaat, maar dat deze beoogde ‘lus’ ook onbegrijpelijk is. Immers, als is vastgesteld dat alternatieven op daken van gebouwen ontbreken, is het zinloos om dat in het kader van de hardheidsclausule nogmaals te doen beoordelen. De hardheidsclausule is, zo oordeelt de rechtbank (en zij verwijst naar de weergave van eisers I zelf op pagina 5 van hun zienswijze), bedoeld voor die gevallen waarin het niet mogelijk is een antenne als lichtmast toe te passen, ook geen antenne op gebouwen mogelijk is, het evenmin mogelijk is om een vrijstaande mast te plaatsen die voldoet aan het beleid, zodat enkel plaatsing van een vrijstaande mast resteert die
nietaan het beleid voldoet. In dat kader (een
nietaan het beleid voldoende plaatsing van een vrijstaande mast) moet dan worden gemotiveerd dat plaatsing op de betreffende locatie voor een volledige dekking van het netwerk onontkoombaar is en daarmee de oplossing vormt. De rechtbank wijst er nog op dat de hardheidsclausule bovendien zodanig is geformuleerd dat het college tot een oplossing komt. Hetgeen eisers I hebben gesteld over toepassing van de hardheidsclausule slaagt niet.
7.3
Eisers II hebben in hun zienswijzen geen gronden gericht tegen de hardheidsclausule als zodanig.
Conclusie
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder met zijn nadere onderbouwing en motivering voldoende heeft onderzocht en gemotiveerd dat er voor de antennemast geen andere locatie in het zoekgebied voorhanden is en dat plaatsing op de vergunde locatie voor een volledige dekking van het KPN-netwerk onontkoombaar is, en daarmee de oplossing vormt. De gebreken in het bestreden besluit heeft verweerder volledig hersteld.
Overige beroepsgronden
9. De rechtbank bespreekt hierna de overige beroepsgronden, voor zover deze in de tussenuitspraak nog niet aan de orde zijn geweest.
Andere technische oplossingen?
9.1
Ten aanzien van het gebruik maken van andere technische oplossingen in de vorm van mini-zendmasten of zogenoemde small cells, welke oplossingen door eisers zijn aangedragen als alternatief, oordeelt de rechtbank dat KPN en T-Mobile voldoende hebben beargumenteerd dat dergelijke oplossingen in de situatie in Wassenaar (landelijk, parkachtig en uitgestrekt gebied) niet geschikt zijn. Small cells zijn niet bedoeld voor het creëren van ontbrekende dekking maar ter aanvulling op reeds bestaande goede radiocondities. Daar ontbreekt het juist nu aan in de betrokken situatie. Daarbij komt dat verweerder heeft te beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend. Verweerder behoeft bij de verlening van een omgevingsvergunning niet te onderzoeken of de best beschikbare technieken worden toegepast. Eisers hebben met hun, overigens niet door een deskundig advies onderbouwde, stellingen niet aannemelijk gemaakt dat een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren door alternatieve technische middelen.
Gezondheidsrisico’s
9.2
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder gelet op de door eisers naar voren gebrachte argumenten over gezondheidsrisico’s uit voorzorg gehouden was de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Daarbij moet verwezen worden naar de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5664 (welke uitspraak nog in 2016 is bevestigd in de uitspraak van 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2518) waarin de Afdeling heeft overwogen dat de Gezondheidsraad in het rapport "Elektromagnetische velden, jaarbericht 2008" van maart 2009 heeft vermeld dat volgens de commissie Elektromagnetische velden er geen aanwijzingen zijn dat blootstelling aan radiofrequente velden in de woonomgeving leidt tot gezondheidsproblemen. Voorts is in de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BG9796, een door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening opgesteld deskundigenbericht genoemd. In dat deskundigenbericht is vermeld dat uit wereldwijde onderzoeken naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden blijkt dat radiofrequente elektromagnetische velden een nadelig gezondheidseffect kunnen hebben. Bij deze onderzoeken wordt onderscheid gemaakt tussen thermische effecten, te weten opwarming, en effecten door geïnduceerde stroom, te weten stimulering van spieren en zenuwen door elektrische stroompjes. Voor deze effecten zijn blootstellingslimieten opgesteld. Wat betreft de effecten op de korte termijn wordt in deze onderzoeken geconcludeerd dat deze niveaus in de woon- en leefomgeving zo goed als nooit voorkomen. Wat betreft de lange termijn wordt in de onderzoeken geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat radiofrequente elektromagnetische velden kanker of andere langetermijneffecten kunnen veroorzaken. Wel zijn er volgens dit bericht wetenschappelijke onzekerheden over de eventuele invloed van het gewijzigde blootstellingspatroon door het sterk toegenomen gebruik van met name mobiele telefonie en de daarmee gepaard gaande GSM- en UMTS-basisstations en over de betekenis van de rapportage van, soms ernstige, gezondheidsklachten. In het deskundigenbericht wordt vermeld dat deze onzekerheden voor de rijksoverheid aanleiding zijn geweest om een onderzoeksprogramma te starten en dat de Gezondheidsraad hierover een advies heeft uitgebracht met aanbevelingen voor nader onderzoek en het opzetten van een kennis- en onderzoekscentrum. De overheid heeft echter volgens dit bericht nog geen aanleiding gezien om op grond van het voorzorgsbeginsel een lagere grenswaarde vast te stellen voor radiofrequente elektromagnetische velden.
Planschade
9.3
De rechtbank ziet evenmin grond voor het oordeel dat verweerder gelet op de eventuele waardedaling van de woning gehouden was de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. De rechtbank oordeelt dat indien en voor zover er al sprake zou zijn van een nadelige invloed van de antennemast op de waarde van de woningen van eisers verweerder daarin geen aanleiding heeft hoeven zien voor de verwachting dat die waardedaling zodanig zal zijn dat hij bij afweging van alle betrokken belangen hieraan meer gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de plaatsing van de antennemast aan de orde zijn. Verder hebben eisers ook geen onderbouwd (plan)schadeverzoek ingediend en kunnen zij daarvoor de betreffende planschadevergoedingsprocedure als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening volgen.
Finalisering?
10. Eisers hebben de rechtbank erover geïnformeerd dat het bestuur van de Stichting Rust en Vreugd (de eigenaar van het perceel waarop de antennemast vergund is) niet onwelwillend staat tegenover een alternatieve oplossing. Eisers II hebben daaraan toegevoegd dat de Stichting Rust en Vreugd graag in de procedure zou willen tussenkomen. De rechtbank brengt in herinnering dat zij in een eerdere fase van de procedure de Stichting Rust en Vreugd heeft uitgenodigd om aan de procedure deel te nemen, maar dat de Stichting hier om haar moverende redenen niet op is ingegaan. Voor zover eisers met hun informatie hebben beoogd te bewerkstelligen dat de rechtbank tot een finale oplossing van het geschil komt door op schikkingsoverleg aan te sturen, merkt de rechtbank op dat dit niet mogelijk is, reeds omdat de Stichting Rust en Vreugd niet aan de procedure deelneemt.
Eindconclusie
11. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Nu verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak de gebreken heeft hersteld, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
Griffierecht en proceskosten
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank in beide zaken dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers I gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.237,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
13.2
De door eisers II gevraagde kosten voor het opstellen van bezwaar- en beroepschriften en zienswijzen komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Een uitzondering zijn de door eisers II in redelijkheid gemaakte reiskosten. Deze stelt de rechtbank vast op € 24,-- (op basis van reiskosten openbaar vervoer 2e klasse Wassenaar - Den Haag v.v., voor 2 personen).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 336,- (2x € 168,-) aan eisers I en eisers II te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers I tot een bedrag van € 1.237,50,-, te betalen aan de gemachtigde van eisers I;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers II tot een bedrag van € 24,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening .