ECLI:NL:RBDHA:2017:15300
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vreemdeling wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en de bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op 14 april 2017. De vreemdeling, geboren in 1982, had een asielaanvraag ingediend op basis van een geheime relatie met een gehuwde vrouw en zijn bekering tot het christendom. Tijdens de zitting op 12 september 2017 heeft de vreemdeling zijn verhaal toegelicht, waarbij hij vreesde voor vervolging in Iran vanwege zijn afvalligheid van de islam en zijn bekering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vreemdeling onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank heeft de relatie met de gehuwde vrouw als ongeloofwaardig beoordeeld, evenals de bekering tot het christendom. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Iran te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen de beslissing.