ECLI:NL:RBDHA:2017:15798
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor zelfstandige arbeid door langdurig ingezetene
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een man van Pakistaanse nationaliteit, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat de man niet had aangetoond dat hij zelfstandig arbeid verrichtte. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks zijn status als langdurig ingezetene in Griekenland, niet voldeed aan de eisen voor zelfstandige arbeid. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden die de man verrichtte als kok en slager niet als zelfstandig konden worden aangemerkt, omdat deze functies doorgaans onderworpen zijn aan het gezag van de eigenaren van de betrokken bedrijven. De rechtbank stelde vast dat de man een vast aantal uren per week werkte en dat hij niet zelf over bedrijfsmiddelen beschikte, wat erop wees dat er geen sprake was van een zelfstandige rechtsverhouding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer was om deze te treffen na de uitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.