Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de vrouw 1] ,
[de vrouw 2] ,
[kind 1] ,
[kind 2] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Anders dan door eiseres is betoogd is de rechtbank van oordeel dat artikel 10, tweede lid, van de Richtlijn niet in de Nederlandse wet- en regelgeving is geïmplementeerd. (…) Zoals ook door verweerder in het verweerschrift is opgemerkt, moet het ervoor worden gehouden dat de wetgever met de opname van artikel 10, tweede lid, van de Richtlijn in de transponeringstabel heeft willen uitdrukken dat de mogelijkheid bestaat om eventueel op een later moment tot implementatie van de facultatieve begunstigden van de Richtlijn over te gaan. Voor een eventuele toekomstige uitbreiding is reeds voorzien in een ‘kapstokbepaling’ in de regelgeving, zijnde artikel 3.13, tweede lid, van het Vb 2000. Een en ander betekent niet dat van die uitbreidingsmogelijkheid al gebruik is gemaakt”De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van dit oordeel van de meervoudige kamer. Het beroep van eisers op de Gezinsherenigingsrichtlijn slaagt dan ook niet.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover ingediend namens eiseres 2 niet-ontvankelijk; en,
- verklaart het beroep voor zover ingediend namens eiseres 1, 3 en eiser ongegrond.