ECLI:NL:RBDHA:2017:16269
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van zijn bekering tot het christendom. De vreemdeling, geboren in 1969, heeft zijn aanvraag ingediend op 27 november 2015, maar deze werd op 5 mei 2017 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de geloofwaardigheid van de bekering en de problemen die de vreemdeling naar eigen zeggen ondervond na zijn bekering. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar Iran, en dat zijn bekering niet geloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet als vluchteling kon worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag en dat de staatssecretaris terecht de aanvraag had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de noodzaak voor de vreemdeling om overtuigende verklaringen te geven over zijn bekering en de omstandigheden die daartoe hebben geleid. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan de geloofwaardigheid van asielaanvragen worden gesteld, vooral in gevallen van religieuze bekering.