Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
voor haaronmogelijk was om aan de last te voldoen, nu de door haar benaderde bedrijven de opdracht niet konden of wilden uitvoeren. Voorts meent eiseres dat het door de gemeente hiertoe ingehuurde bedrijf enkel opdrachten van overheden aanneemt. De rechtbank overweegt dat uit het dossier enkel blijkt dat Delta Lloyd per brief van 14 april 2016 te kennen heeft gegeven dat het woonschip niet bij hen verzekerbaar is, aangezien zij enkel acceptatiemogelijkheden hebben voor schepen die bewoonbaar zijn en bewoond worden. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat dit ziet op de verzekering van het object als zijnde een woonschip. Niet is gebleken dat voor het wegslepen (door de aannemer) geen verzekering kon worden afgesloten. Ook uit de (transcriptie van de) telefoongesprekken met de heer Klomp blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het feitelijk onmogelijk was voor eiseres om aan de last te voldoen. De rechtbank acht hierbij van belang dat de heer Klomp ter zake van het verwijderen van een deels ontmanteld, asbesthoudend woonschip niet als deskundige is aan te merken. Nu eiseres desgevraagd ter zitting uitdrukkelijk geen beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel, ziet de rechtbank geen aanleiding om de uitlatingen van de heer Klomp in dit verband te toetsen, noch om de opgenomen telefoongesprekken, voor zover deze nog niet waren overgelegd, in het onderzoek te betrekken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar onmogelijk was om aan de last onder dwangsom te voldoen. Voor zover eiseres heeft gesteld dat de begunstigingstermijn hiertoe te kort was, overweegt de rechtbank dat zij niet heeft onderbouwd waarom het haar binnen een ruimere termijn wel gelukt zou zijn om aan de last te voldoen. Bovendien wist eiseres al geruime tijd dat het woonschip verwijderd diende te worden. Van een onredelijk korte begunstigingstermijn is dan ook geen sprake.
.Eiseres heeft betoogd dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5:32, tweede lid, van de Awb. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat, gelet op de situatie, direct handhaven door middel van bestuursdwang voor de hand lag en niet het eerst opleggen van een last onder dwangsom. De rechtbank overweegt dat in dit artikel is bepaald dat niet voor een last onder dwangsom wordt gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet. De uitleg van eiseres dat dit ook ziet op situaties waarin een andere handhavingsvorm – volgens eiseres – meer voor de hand had gelegen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in dit artikel, noch overigens.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de last onder bestuursdwang niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover dit is gericht tegen de last onder dwangsom en de invordering van de dwangsom ongegrond.