Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Procedure
- de dagvaarding van 1 juli 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties.
2.Feiten
3.Vordering
a) de aan het einde van de dienstbetrekking voor het recht op vakantie in de plaats
4.Beoordeling
- A.J. Tekstra, Drie soorten boedelschulden in faillissement, Tijdschrift Financiering, Zekerheden en Insolventiepraktijk, 2013, p. 132;
- A. Steneke en A.J. Tekstra, de Boedelschuldenlijst (II), Tijdschrift Financiering, Zekerheden en Insolventiepraktijk, 2015, p. 368;
- P.R.W. Schaink, De gevolgen van het arrest Koot/Tideman voor arbeidsrechtelijke casusposities, TvI 2014/2;
- B.J. Tideman en R.P.R. Nolten, Vordering tot vergoeding van niet-genoten vakantiedagen van door de curator ontslagen werknemers: boedelschuld of toch niet? , TvI 2013/43;
- W.J.M. van Andel en T.T. van Zanten, Over wederkerige overeenkomsten en boedelschulden, TvI 2013/26;
- E. Loesberg, De failliete werkgever en zijn werknemers, FiP 2014/8.
gedurende een beperkte periode na de faillietverklaring”. Hij ziet voor dit standpunt tevens een bevestiging in de tekst van artikel 40 Fw, waarin wordt gesproken over “
van de dag der faillietverklaring af”.
- de kwalificatie van vergoeding niet-genoten vakantiedagen als boedelschuld strijdig is met het systeem van de wet;
- op macro-economisch niveau het belang van UWV niet zwaarder weegt dan het belang van andere preferente schuldeisers;
- er anders ongewenste verschillen optreden tussen vorderingen van werknemers.