In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen besluiten van verweerder, waarbij een boete van € 350,00 was opgelegd en het recht op toeslag ingevolge de Toeslagenwet met terugwerkende kracht was beëindigd. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat de terugvordering van het toeslagbedrag gematigd diende te worden, omdat de uitoefening van de terugvorderingsbevoegdheid in geval van inlichtingenverzuim niet tot onevenredige uitkomsten mag leiden. Verweerder heeft vervolgens het recht op toeslag opnieuw berekend, maar de rechtbank oordeelde dat deze herberekening geen aanzienlijke gevolgen had voor het terugvorderingsbedrag. Eiseres had de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden, maar de rechtbank zag geen aanleiding om de opgelegde boete verder te matigen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond, vernietigde dit besluit voor zover het betrekking had op de hoogte van het terugvorderingsbedrag, en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.