ECLI:NL:RBDHA:2017:7140
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissementsaanvraag door de Staat der Nederlanden tegen een rechtspersoon met betrekking tot het pluraliteitsvereiste
Op 30 mei 2017 is het verzoekschrift tot faillietverklaring van de verweerster behandeld in raadkamer. De verzoeker, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. W.J. Vroegindeweij, stelde dat de verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, aangezien zij zowel de vordering van de verzoeker als een vordering van de Belastingdienst onbetaald laat. De verweerster is niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke oproep. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 20 juni 2017, waarbij een kantoorgenoot van de advocaat van de verzoeker aanwezig was. Tijdens deze zitting is de zaak door de enkelvoudige kamer naar de meervoudige kamer verwezen.
De verzoeker heeft aangevoerd dat hij en de Belastingdienst twee verschillende schuldeisers zijn, maar heeft geen andere steunvordering naar voren gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een faillietverklaring vereist is dat er meer dan één schuldeiser is, het zogenaamde pluraliteitsvereiste. De verzoeker, de Staat der Nederlanden, heeft zich gepresenteerd als een publiekrechtelijke rechtspersoon en heeft geen zelfstandige rechtspersoonlijkheid. De Belastingdienst is ook een onderdeel van de Staat der Nederlanden en heeft eveneens geen zelfstandige rechtspersoonlijkheid.
De rechtbank concludeert dat de verzoeker en de Belastingdienst niet als afzonderlijke rechtspersonen kunnen worden beschouwd, maar als één en dezelfde publiekrechtelijke rechtspersoon, namelijk de Staat. Hierdoor is niet voldaan aan het pluraliteitsvereiste, wat betekent dat het verzoek tot faillietverklaring van de verweerster wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer op 27 juni 2017.