ECLI:NL:RBDHA:2018:11202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
NL17.15143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse homoseksueel wegens onvoldoende zwaarwegende gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Cubaanse homoseksueel die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de asielrelaas van eiser niet als zwaarwegend genoeg werd beschouwd. Eiser, geboren in 1985, had aangevoerd dat hij in Cuba problemen had ondervonden vanwege zijn homoseksualiteit, waaronder meerdere aanhoudingen en een gevangenisstraf. Tijdens de zitting op 11 januari 2018 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigden waren wel aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die hij had ondervonden geloofwaardig waren, maar dat dit niet voldoende was om hem als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag te kwalificeren. De rechtbank stelde vast dat de situatie voor LHBT-ers in Cuba de laatste jaren was verbeterd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Cuba een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt dat hoewel de problemen van eiser geloofwaardig zijn, de juridische criteria voor het verkrijgen van asiel niet zijn vervuld. De rechtbank wees ook op het feit dat discriminatie in Cuba niet automatisch leidt tot een vluchtelingenstatus, en dat eiser in staat was om in zijn levensonderhoud te voorzien en zijn geaardheid te uiten. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gerritsen).

ProcesverloopBij besluit van 18 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1985 en heeft de Cubaanse nationaliteit. Hij heeft op 15 november 2017 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en als gevolg hiervan in zijn land van herkomst problemen met de autoriteiten heeft gehad. Eiser heeft met vier anderen een groep genaamd [groep] gevormd, die opkwam voor de belangen van homoseksuelen en samenkwam om activiteiten te verrichten. Eiser is meer dan tien keer aangehouden vanwege het feit dat hij omging met homoseksuelen, wat door de autoriteiten als ‘causa de peligro’ (gevaar voor de samenleving) is aangemerkt. Na drie waarschuwingen is eiser door de rechtbank veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Eiser heeft uiteindelijk besloten zijn land van herkomst te verlaten, omdat hij daar als homoseksueel geen vrij leven kon leiden.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) homoseksualiteit;
3) problemen ten aanzien van zijn homoseksualiteit.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst alsmede over zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij heeft gehad geloofwaardig geacht.
Eiser kan echter niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) (het Vluchtelingenverdrag) en heeft ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat de veelheid van incidenten die hij in het land van herkomst heeft meegemaakt wel degelijk een patroon van discriminatie laat zien, zodat hij als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag dient te worden aangemerkt dan wel dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. In dit verband verwijst eiser naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 december 2017, met zaaknummer NL17.12672, en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 maart 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3234). Eiser overlegt bovendien twee brieven van VluchtelingenWerk van 4 december 2017 over de positie van LHBT-ers en transgenders in Cuba met bijbehorende bijlagen. Tot slot doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft de afwijzende beschikking van een van de Cubanen met een soortgelijk asielrelaas met wie eiser naar Nederland is gereisd, namelijk die van [persoon X], ingetrokken.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank stelt voorop dat de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die eiser heeft ondervonden geloofwaardig zijn geacht. Het geschil spitst zich toe op de vraag of zijn geaardheid of de ondervonden problemen maken dat eiser in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
7.1.
De rechtbank overweegt dat homoseksualiteit in Cuba niet bij wet strafbaar is gesteld. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar algemene landeninformatie waaruit blijkt dat de situatie betreffende LHBT-ers in Cuba de laatste jaren aanzienlijk is verbeterd. Onder leiding van de dochter van de huidige president, Mariela Castro, vindt een langzame seksuele revolutie plaats. In Havana heeft een conferentie plaatsgevonden met betrekking tot LHBT-ers waaraan verscheidene Latijns-Amerikaanse landen hebben deelgenomen. Bovendien verbiedt de wet discriminatie op grond van seksuele oriëntatie bij werk, huisvesting, staatloosheid en toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. De overheid financiert geslachtsveranderingen en pride-marches. Eiser voert aan dat hij in de praktijk van enige significante vooruitgang niets heeft ervaren en verwijst hiervoor naar de brieven van VluchtelingenWerk met bijbehorende bijlagen van 4 december 2017. Hoewel uit deze algemene bronnen blijkt dat de situatie voor LHBT-ers in de praktijk verbetering behoeft en dat discriminatie ook door de autoriteiten nog steeds voorkomt, zijn de ontwikkelingen in Cuba voor de LHBT-gemeenschap positief en heeft eiser tegenwoordig een wettelijke basis om bescherming te vragen tegen eventuele discriminatie op basis van zijn geaardheid. LHBT-ers uit Cuba zijn derhalve niet op basis van hun geaardheid als zodanig aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of lopen bij terugkeer om die reden een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Dat eiser bij terugkeer genoodzaakt zou zijn om zich vanwege zijn homoseksuele geaardheid terughoudend op te stellen, is de rechtbank niet gebleken.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. Discriminatie door de autoriteiten en/of medeburgers kan leiden tot gegronde vrees voor vervolging indien sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden. Volgens het beleid neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), merkt verweerder discriminatie aan als een daad van vervolging, indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Niet is gebleken dat hier in het geval van eiser sprake van is. Zo heeft eiser een opleiding kunnen volgen en is hij in staat geweest om in zijn levensonderhoud te voorzien. Niet is gebleken dat eiser vanwege zijn geaardheid onderwijs, huisvesting of gezondheidszorg is ontzegd. Eiser heeft zijn homoseksuele geaardheid ook kunnen uiten in die zin dat hij relaties met mannen heeft kunnen aangaan en met de groep [groep] binnenshuis en buitenshuis activiteiten heeft kunnen verrichten. Eiser heeft bovendien in zijn nader gehoor verklaard dat hij nimmer fysiek is mishandeld door de Cubaanse autoriteiten of door medeburgers vanwege zijn geaardheid.
7.3.
De rechtbank overweegt dat eiser slechts vermoedt dat hij is gearresteerd en is veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf voor ‘causa de peligro’ vanwege zijn geaardheid. Nu dit vermoeden niet nader is onderbouwd, staat niet vast dat dit inderdaad de reden is waarom hij is opgepakt. Aan eiser is immers meegedeeld dat hij zich bevond in een prostitutiegebied en dat hij zich hier niet mocht begeven. Dat alleen homoseksuelen door de politie worden opgepakt, is niet nader onderbouwd. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij juist vanwege zijn seksuele geaardheid is opgepakt en veroordeeld. De door eiser overgelegde brief van het Landelijk Bureau van VluchtelingenWerk met bijlagen van 4 december 2017 maakt dit niet anders. Dat uit openbare bronnen zou blijken dat de Cubaanse politie plekken aanpakt die bekend staan als homo-ontmoetingsplaatsen, wat hier verder ook van zij, maakt nog niet dat eiser vanwege zijn geaardheid door de politie is opgepakt. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij tijdens de gerechtelijke procedure is bijgestaan door een advocaat en dat hij in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de rechtbank. Derhalve is niet gebleken dat de Cubaanse autoriteiten of andere instanties aan eiser geen bescherming kunnen of willen bieden.
7.4.
Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat sprake is van gelijke gevallen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat in het specifieke asielrelaas van [persoon X] aanleiding is gezien om het besluit tot afwijzing van die aanvraag in te trekken, echter het asielrelaas van [persoon X] is niet gelijk aan het asielrelaas van eiser. Zo is deze vreemdeling meer dan zeventig keer opgepakt, is hij mishandeld door de politie en door medegevangenen, heeft hij onterecht boetes opgelegd gekregen en is hij door burgers uitgescholden en geslagen. Voorts heeft de vreemdeling zich op enig moment beklaagd bij het hoofd van het politiebureau, maar is hij door hem teruggestuurd naar zijn medegedetineerden. Tevens heeft deze vreemdeling zich beklaagd bij CENESEX en heeft een advocaat toegewezen gekregen. Deze advocaat heeft echter niets voor hem gedaan. Ook de zaken die voorlagen in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 december 2017, met zaaknummer NL17.12672, en in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 maart 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3234) verschillen duidelijk met de zaak van eiser. In de eerstgenoemde zaak is de vreemdeling een transgender, die door medeburgers is uitgescholden en met stenen is bekogeld, door de autoriteiten is beboet vanwege het dragen van vrouwenkleren, door de politie is geslagen, door medegedetineerden tijdens detentie is verkracht en door bewaarders is mishandeld en sinds haar vrijlating herhaaldelijk is lastiggevallen en bedreigd door de wijkopzichter. De laatstgenoemde uitspraak betreft een politiek activist uit Cuba en is reeds om die reden niet gelijk aan de zaak van eiser.
7.5.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank ook niet gebleken dat eiser bij uitzetting naar Cuba een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
8. Eiser komt dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel