ECLI:NL:RBDHA:2018:1132
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag extra uren gesubsidieerde rechtsbijstand in strafzaak
Op 5 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een advocaat, en de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had een aanvraag ingediend voor extra uren gesubsidieerde rechtsbijstand in een strafzaak waarin zijn cliënt werd verdacht van poging tot straatroof. De Raad voor Rechtsbijstand had de aanvraag afgewezen, omdat de feiten en omstandigheden volgens hen geen aanleiding gaven voor extra uren. Eiser betoogde dat de complexiteit van de zaak, waaronder het scannen van een omvangrijk dossier en het beluisteren van tapgesprekken, rechtvaardigde dat meer uren aan de zaak besteed moesten worden.
De rechtbank overwoog dat de aanvraag voor extra uren alleen kan worden goedgekeurd als er sprake is van bijzondere rechtsvragen of een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de zaak feitelijk complex was. De rechtbank stelde vast dat de omvang van het dossier en de rol van de verdachte daarin niet zodanig waren dat dit de zaak feitelijk complex maakte. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden die eiser had genoemd, zoals het redigeren van pleidooien en het onderhouden van contacten, tot de normale werkzaamheden van een advocaat behoren en niet voldoende waren om de aanvraag voor extra uren te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, 5 februari 2018, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.