In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorschot uit het Voorschotfonds. De eiser, een vennootschap onder firma (vof), had een schadevergoeding van € 4.696,30 toegewezen gekregen in een eerdere strafzaak, maar het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) had de incasso van deze schadevergoeding niet kunnen realiseren. De eiser verzocht om een voorschot op basis van artikel 36f lid 7 van het Wetboek van Strafrecht, dat voorschotbetalingen aan slachtoffers regelt. De kantonrechter oordeelde dat de vof niet als rechtspersoon in de zin van dit artikel kan worden beschouwd, omdat de wet enkel natuurlijke personen als slachtoffers erkent voor de voorschotregeling. De kantonrechter baseerde deze beslissing op de juridische definitie van rechtspersoon en de parlementaire geschiedenis van de wetgeving. De vordering van de eiser werd afgewezen, en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen in het kader van schadevergoeding en voorschotbetalingen.