ECLI:NL:RBDHA:2018:15823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van de aanvraag op basis van internationale bescherming in Bulgarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, die al internationale bescherming had in Bulgarije, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvroeg. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk, omdat de eiser reeds bescherming genoot in Bulgarije. Eiser betoogde dat hij niet terug kon naar Bulgarije vanwege psychische problemen en de noodzaak van mantelzorg van zijn familie in Nederland. Tijdens de zitting op 20 november 2018 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de specifieke omstandigheden van de eiser, waaronder zijn psychische toestand en de zorg die hij nodig had. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen voor een belangenafweging en dat de niet-ontvankelijkheid van de aanvraag niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.002,-.