Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2018 in de zaak tussen
[persoon 1], V-nummer [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Jeunessevan het EHRM van 3 oktober 2014, nr. 12738/10). Aan de toepasselijkheid van deze jurisprudentie doet niet af dat in het geval van eisers al eerder sprake was van gezinsleven met [minderjarige zoon]. In dit kader weegt ook mee dat, hoewel het begrijpelijk is dat eisers naar Nederland zijn gekomen nu de rest van het gezin hier rechtmatig verblijf heeft, verweerder hiermee voor een voldongen feit is gesteld. Nu eisers nooit een verblijfsvergunning in Nederland hebben gehad en enkel rechtmatig verblijf hadden in afwachting van beslissingen op hun asielaanvragen, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de gevolgen van de keuze om desondanks in Nederland te verblijven voor rekening en risico van eisers dienen te komen. Gelet op de voornoemde jurisprudentie van het EHRM, heeft verweerder dit in het nadeel van eisers mogen laten meewegen. Dat verweerder onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat eisers rechtmatig verblijf in Nederland hebben gehad gedurende hun asielaanvraag, ziet de rechtbank niet in. Verder is van belang dat eisers nog niet lang in Nederland verblijven. Ook heeft verweerder ten nadele van eisers mogen meewegen dat gedurende vijf jaar het gezinsleven op afstand is uitgeoefend en dat de minderjarige zoon van het gezin gedurende die tijd en ook op dit moment bij zijn broer verblijft, hetgeen geen ideale maar wel een houdbare situatie is.