Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
"substantial grounds")zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon in geval van uitlevering een reëel gevaar (
"a real risk")loopt te worden onderworpen aan foltering of aan een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, (o.a. EHRM 7 juli 1989, ECLI:NL:XX:AB9902, NJ 1990, 158). Doet zo’n situatie zich voor, dan kan de Minister niet volstaan met een verwijzing naar het vertrouwensbeginsel. Bij de beoordeling van de vraag of die situatie zich voordoet heeft als uitgangspunt te gelden dat de
"mere possibility of ill-treatment on account of an unsettled situation in the requesting country does not in itself give rise to a breach of Article 3"(EHRM 11 februari 2013, zaak 17455 / 11 Umirov-Russia).
"the time and extent of restriction; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility."
(Roma-)Kroatische afkomst en de mogelijkheid dat andere betrokken (medeverdachten
c.q -daders) bij de achterliggende strafzaak, die hij heeft 'verraden', ook zijn gedetineerd in [naam PI] , niet voldoende heeft onderbouwd/geconcretiseerd.
interim measurekan vragen. In die situatie is voor een voorziening in kort geding geen plaats.