ECLI:NL:RBDHA:2018:4521
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Toeslagpartner en recht op kindgebonden budget in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over het recht op een tegemoetkoming voor alleenstaande ouders, specifiek de alokop. Eiser, die gehuwd is, ontving ten onrechte een verhoging van het kindgebonden budget, omdat zijn echtgenote als toeslagpartner werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet als alleenstaande ouder kon worden aangemerkt, ondanks de omstandigheden dat zijn echtgenote in een asielzoekerscentrum verbleef en hij de kosten voor de verzorging van de kinderen niet met haar kon delen.
De rechtbank heeft de bezwaren van eiser tegen de beslissing van de Belastingdienst ongegrond verklaard. Eiser deed een beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) en artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van ongelijkheidsbehandeling of dat de toepassing van de wet in zijn geval onredelijk was. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving omtrent het kindgebonden budget geen ruimte biedt voor discretionaire bevoegdheid in de herziening en terugvordering van te veel ontvangen toeslagen.
De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst in redelijkheid kon besluiten om het voorschot kindgebonden budget te herzien en dat het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Dirks, in aanwezigheid van griffier mr. H.J. Habetian, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.