ECLI:NL:RBDHA:2018:5514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
NL18.6402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende geloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Eritrees te zijn en in Sudan geboren, heeft zijn asielaanvraag ingediend op 15 februari 2018. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit van eiser niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft geen originele identificerende documenten overgelegd en zijn verklaringen werden als te vaag en summier beoordeeld. Tijdens de zitting op 12 april 2018 is eiser bijgestaan door een gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet voldoende inspanningen heeft geleverd om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen, ondanks dat hij sinds juli 2016 in Europa verblijft. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat eiser zijn gestelde identiteit en nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.6402

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.A.W.M. 't Hoen).

ProcesverloopBij besluit van 27 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Arabi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] in Sudan, de Eritrese nationaliteit te bezitten, en te behoren tot de bevolkingsgroep Saho. Eiser is op 27 juli 2016 Italië ingereisd. Op 24 januari 2018 heeft verweerder in Rome, Italië een relocatiegehoor gehouden met eiser, waarna eiser op 29 januari 2018 Nederland is ingereisd. Op 15 februari 2018 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn Eritrese ouders in 1977 naar Sudan zijn vertrokken en dat hij als Eritrese vluchteling in een vluchtelingenkamp in Sudan is geboren en getogen en nooit in Eritrea heeft gewoond. Eiser kan niet terugkeren naar Eritrea omdat hij dan de dienstplicht moet vervullen.
3. Verweerder heeft eisers gestelde identiteit, Eritrese nationaliteit, herkomst en etniciteit niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft hieraan ten eerste ten grondslag gelegd dat eiser geen originele identificerende documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit, wat voor zijn rekening en risico komt. Niet gebleken is dat eiser enige moeite heeft gedaan om zijn aanvraag met dergelijke documenten te staven en van een onmogelijkheid daartoe is volgens verweerder niet gebleken. Verder heeft hij hierover zeer vage en summiere verklaringen afgelegd. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Op wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij terecht gesteld dat het niet verschoonbaar is dat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet met documenten kan aantonen. Immers, uit ambtsberichten inzake Eritrea [1] blijkt dat Eritrese identiteitskaarten vanuit het buitenland bij de Eritrese ambassade kunnen worden aangevraagd. Daarnaast heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser niet getracht heeft na het gestelde verlies van zijn vluchtelingenpas aan nieuw bewijs te komen. Daar komt bij dat eiser al sinds juli 2016 in Europa verblijft. Van hem had dan ook verwacht mogen worden dat hij gedurende deze periode enige moeite had gedaan om aan documenten te komen, wat hij heeft nagelaten. De door eiser overgelegde kopieën van identiteitskaarten van zijn gestelde ouders heeft verweerder onvoldoende kunnen achten, nu deze geen betrekking hebben op eiser. Verder heeft eiser geen enkel document overgelegd dat hij in Soedan zou zijn geboren met de Eritrese nationaliteit, noch van zijn registratie in Sudan als Eritrese burger. Eiser heeft zijn nationaliteit ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt. Met het eerst op 10 april 2018 door eiser overgelegde kopie van een verklaring van 28 maart 2018 van het Commissariaat voor de Vluchtelingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Sudan, heeft eiser zijn identiteit en nationaliteit niet alsnog aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft ter zitting terecht erop gewezen dat dit document geen foto van eiser bevat, het onduidelijk is hoe de vader van eiser aan deze verklaring is gekomen, en het document niet afkomstig is van de UNHCR, maar van de Sudanese overheid. Ook komen vervalsingen van officiële documenten op grote schaal voor in Sudan en is er een tendens om niet-officiële documenten te vervalsen of illegaal te bemachtigen [2] .
Eisers beroep op artikel 31, zesde lid, van de Vw, om hem ondanks het ontbreken van documenten het voordeel van de twijfel te gunnen, faalt. Eiser heeft immers niet voldaan aan de eerste voorwaarde onder (a) van deze bepaling, te weten dat hij een oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven.
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder wel degelijk conform Werkinstructie 2014/10 de relevante elementen niet alleen los van elkaar, maar ook in onderlinge samenhang heeft gewogen. Bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling worden door verweerder de elementen identiteit, nationaliteit en herkomst steeds beoordeeld, alvorens wordt overgegaan tot het beoordelen van de verklaringen die zien op het asielrelaas. Bovendien heeft een asielmotief slechts betekenis tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraken van 17 april 2012 en van 6 februari 2017 [3] . Nu eiser zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, kan een verdere beoordeling van het asielrelaas niet worden verricht. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen Ambtsbericht Eritrea, 6 februari 2017 en juli 2015
2.Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen Ambtsbericht Sudan, 20 juni 2017