ECLI:NL:RBDHA:2018:742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
09/817405-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling openlijke geweldpleging met partiële vrijspraak van strafverzwarende omstandigheden

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 februari 2016, waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij met twee slachtoffers, [slachtoffer] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] in een nekklem heeft genomen en [slachtoffer 2] heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van de zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat het letsel van [slachtoffer] door zijn handelen was veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat het alternatieve scenario, waarin het letsel mogelijk door een andere persoon was veroorzaakt, niet als onaannemelijk terzijde geschoven kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, waarbij de rechtbank rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de aanhouding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817405-16
Datum uitspraak: 25 januari 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.R.M. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.S. Meeuwsen, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te 's-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofd- en/of hersenletsel (waarvoor langer durende ziekenhuisopname nodig was), heeft toegebracht immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer] in een Nekklem (headlock) genomen en/of gedurende langere
tijd (stevig) in die nekklem gehouden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden) tegen het hoofd en/of
gezicht geslagen en/of
- die [slachtoffer] (vrij plotseling) losgelaten en/of
- die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] versuft en/of onstabiel stond) om(ver) geduwd
(waarna die [slachtoffer] hard op zijn achterhoofd is gevallen en/of (vervolgens)
bewusteloos raakte)
- en/of die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden en (nagenoeg / bijna)
bewusteloos was geraakt) op de grond laten vallen
(waarna die [slachtoffer] hard op zijn achterhoofd is gevallen);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] in een Nekklem (headlock) heeft genomen en/of gedurende langere
tijd in die nekklem heeft gehouden en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden) tegen het hoofd en/of
gezicht heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] (vrij plotseling) heeft losgelaten en/of
- die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] versuft en/of onstabiel stond) om(ver) heeft
geduwd
(waarna die [slachtoffer] hard op zijn achterhoofd is gevallen en/of (vervolgens)
bewusteloos raakte)
- en/of die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden en (nagenoeg / bijna)
bewusteloos was geraakt) op de grond heeft laten vallen
(waarna die [slachtoffer] hard op zijn achterhoofd is gevallen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Jonckbloetplein, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- in een Nekklem (headlock) nemen en/of gedurende langere tijd houden van die
[slachtoffer] en/of (vervolgens)
- ( terwijl die [slachtoffer] werd vastgehouden) tegen het hoofd en/of
gezicht slaan en/of stompen en/of
- om(ver) duwen van die [slachtoffer]
of (terwijl die [slachtoffer] versuft en/of (nagenoeg) bewusteloos was
geraakt/gedesorienteerd was) op de grond laten vallen van die [slachtoffer]
(waarna die [slachtoffer] hard op zijn achterhoofd is gevallen en/of (vervolgens)
bewusteloos is geraakt) en/of
- het een of meerdere malen slaan op het hoofd en/of lichaam en/of hoofd van
die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] een bloedneus bekwam),
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten hersentrauma en/of een hoofdwond en/of hersenkneuzing en/of hersenbloeding(en), althans enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 19 februari 2016 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer andere(en) en/of alleen, opzettelijk een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] ), heeft geduwd en/of geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (hoofdletsel), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of die [slachtoffer 2] enig letsel (te weten een bloedneus) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 primair bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat het letsel bij aangever is ontstaan als gevolg van het handelen van de verdachte. Naar het oordeel van de raadsman biedt het dossier voldoende bewijsmiddelen die het (alternatieve) scenario ondersteunen dat het letsel bij aangever is ontstaan als gevolg van de duw gegeven door [naam] .
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om (voorwaardelijk) opzet en begin van uitvoering aanwezig te achten.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 primair/subsidiair partiële vrijspraak bepleit van de strafverzwarende omstandigheden, zoals die ten laste zijn gelegd. Er kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het ten laste gelegde letsel is veroorzaakt door het handelen van de verdachte, aldus de raadsman.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Verklaringen aangevers, verdachten en getuige:
Op 19 februari 2016 is aangever [slachtoffer] (verder ` [slachtoffer] `) hard op zijn achterhoofd gevallen, waardoor hij een schedelbreuk heeft opgelopen. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 19 februari 2016 bij de ingang van het Montaigne Lyceum in Den Haag ruzie kreeg met een aantal jongens. Eén van de jongens had tegen hem gezegd: “kom eens” en “waarom kijk je zo naar mij.” [slachtoffer] wilde weglopen, maar werd bij zijn arm vastgepakt. [slachtoffer] heeft die jongen vervolgens een klap in zijn gezicht gegeven. Ook heeft hij een andere jongen geslagen, omdat die jongen met hem wilde vechten.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij in de middag van 19 februari 2016, anoniem werd gebeld. De anonieme beller zei: “kom naar bakkerij [naam] dan gaan wij dat uitvechten als mannen.” [slachtoffer] is toen naar bakkerij [naam] gegaan. Onderweg kwam hij zijn vriend [slachtoffer 2] tegen, die is meegegaan naar de bakkerij. Toen [slachtoffer] voor de bakkerij stond te wachten zag hij twee jongens, met wie hij ruzie had gehad op school, uit tram 16 stappen. [3] Eén van de jongens liep naar hem toe en ging met zijn hoofd tegen dat van [slachtoffer] staan. De andere jongen ging naast hem staan. Op dat moment kwamen er meer jongens bij. Een paar van de jongens gingen naar [slachtoffer 2] en een paar bleven bij [slachtoffer] staan. Volgens [slachtoffer] werd hij van alle kanten geslagen door de jongens. Eén van de jongens pakte vervolgens zijn hoofd in een houdgreep. Hij werd daarna geduwd door iemand en viel op de grond. Wat er daarna is gebeurd kan hij zich niet herinneren. [4]
Op 28 februari 2016 heeft [slachtoffer] verklaard dat hij als gevolg van de houdgreep geen lucht meer kon krijgen en een black-out kreeg. Hij werd wakker op de grond. [5]
[slachtoffer 2] (verder ` [slachtoffer 2] `) heeft verklaard dat hij op 19 februari 2016 [slachtoffer] tegenkwam bij bakkerij [naam] . [slachtoffer] vertelde hem dat de jongens met wie hij eerder gevochten had zouden komen. [slachtoffer 2] ging bij [slachtoffer] staan. Opeens zag [slachtoffer 2] dat er acht jongens op hen afkwamen. Drie van die jongens gingen naar [slachtoffer 2] en hebben hem op zijn borst en neus geslagen. Achteraf zag [slachtoffer 2] dat hij een bloedneus had.
[slachtoffer 2] heeft ook gezien dat [slachtoffer] door één van de jongens aan zijn achterkant werd vastgehouden. Toen die jongen [slachtoffer] losliet, viel hij met zijn hoofd op de grond. [slachtoffer 2] hoorde een klap en gekraak. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer] rechtop stond en van daaruit viel. [6]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 19 februari 2017 op het schoolplein van het Montaigne Lyceum ruzie kreeg met [slachtoffer] , omdat hij ‘vies’ keek naar hem en zijn vrienden. Toen de verdachte aan [slachtoffer] vroeg wat er aan de hand was, reageerde [slachtoffer] agressief en heeft hij de verdachte geslagen. De verdachte is met zijn vrienden weggelopen. Na school liep de verdachte samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [naam] , [naam] , [naam] en [medeverdachte 2] naar de tram. De verdachte zag op dat moment dat [medeverdachte 3] met [slachtoffer] aan het bellen was. De verdachte pakte de telefoon en vroeg aan [slachtoffer] wat er aan de hand was. De verdachte hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij naar bakkerij [naam] moest komen.
Bij bakkerij [naam] zag de verdachte [slachtoffer] staan samen met een grote vriend van hem ( [slachtoffer 2] ). De verdachte hoorde [slachtoffer] zeggen: “jullie zijn er nu. Kom kom.” [slachtoffer] begon de verdachte te duwen. [medeverdachte 2] kwam er toen tussen en zei tegen [slachtoffer] dat hij rustig moest doen. [slachtoffer] en [medeverdachte 2] begonnen te bekvechten met elkaar. Die grote jongen begon zich ermee te bemoeien en begon [medeverdachte 2] te duwen. [naam] duwde vervolgens die grote jongen. Die grote jongen sloeg [naam] en dat pikte [medeverdachte 2] niet. [medeverdachte 2] ging toen vechten met de grote jongen. De verdachte wilde [medeverdachte 2] helpen en heeft de grote jongen (de rechtbank begrijpt dat dit [slachtoffer 2] is geweest) tegen de muur geduwd en hem een klap gegeven. Op dat moment riep [slachtoffer] de verdachte en zei: “kom kom, jij en ik nu één op één.” De verdachte liep naar [slachtoffer] toe. [slachtoffer] probeerde de verdachte een klap te geven, maar die ontweek de verdachte en hij zag toen kans om [slachtoffer] in een houdgreep te nemen. De verdachte heeft [slachtoffer] ongeveer 10 tot 15 seconden in de houdgreep gehouden. [slachtoffer] stribbelde tegen toen hij werd vastgehouden door de verdachte. Op een gegeven moment stopte [slachtoffer] met tegenstribbelen, dit was na ongeveer 15 seconden. Toen de verdachte [slachtoffer] losliet ging hij rechtop staan en viel hij achterover met zijn achterhoofd op de grond. [7]
[medeverdachte] ) heeft verklaard dat hij op 19 februari 2017 werd gebeld door een vriend van hem, [naam] . De echte naam van [naam] is [verdachte] . [verdachte] vertelde hem dat hij die ochtend ruzie had gehad met een groepje jongens bij het Montaigne Lyceum. [verdachte] vroeg of [medeverdachte] naar hem toe wilde komen. [medeverdachte] is vervolgens samen met [medeverdachte 2] het Montaigne Lyceum gegaan, waar [verdachte] al was met vijf andere jongens. Bij de school werd duidelijk dat [slachtoffer] bij bakkerij [naam] was. De groep jongens is toen naar de bakkerij gegaan, waar zij [slachtoffer] samen met een andere jongen ( [slachtoffer 2] ) zagen. [medeverdachte] hoorde [slachtoffer] zeggen: “ik ben niet bang voor jullie, kom maar één op één.” [medeverdachte] zag dat [verdachte] tegenover [slachtoffer] stond en dat [medeverdachte 2] daar weer voor ging staan. [medeverdachte] zag dat [slachtoffer 2] [medeverdachte 2] wilde wegduwen en toen heeft [medeverdachte] [slachtoffer 2] vastgepakt met één hand en hem tegen de winkelruit van de bakkerij geduwd. Op dat moment kreeg [slachtoffer 2] door iemand achter [medeverdachte] een klap in zijn gezicht. Wie dat was weet [medeverdachte] niet. [slachtoffer 2] probeerde [medeverdachte] te slaan en toen heeft [medeverdachte] [slachtoffer 2] expres drie stompen in zijn gezicht gegeven. Daarna heeft [medeverdachte] [slachtoffer 2] losgelaten en zag hij dat [slachtoffer] werd vastgehouden door [verdachte] . [verdachte] had zijn arm om het hoofd van [slachtoffer] geklemd en drukte hem tegen zijn borst. Toen [verdachte] [slachtoffer] losliet draaide hij een halve slag en viel hij met zijn achterhoofd op het trottoir. [8]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] één klap heeft gegeven. [9]
[getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij op 19 februari 2016, omstreeks 16.13 uur, voor bakkerij [naam] een groep jongens zag staan. [getuige] zag dat de verdachte het slachtoffer vasthield in een zogeheten nekklem. Vervolgens zag [getuige] dat het slachtoffer loskwam uit de nekklem. De verdachte gaf het slachtoffer toen met twee handen op het borstvlak een harde duw. Het slachtoffer viel toen als een boom naar achter. [10]
[getuige] is door de rechter-commissaris nog een keer gehoord. Daar heeft hij verklaard dat hij 100% zeker weet dat hij een duw heeft gezien. Hij veronderstelt dat de jongen die de nekklem had gegeven ook het slachtoffer een duw heeft gegeven, maar dat weet hij niet 100% zeker. [11]
Overweging feit 1:
Ten aanzien van het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario, inhoudende dat [slachtoffer] het ten laste gelegde letsel heeft opgelopen door de duw van [naam] , overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer] heeft, zoals hiervoor uiteengezet, verklaard dat hij geduwd is, waardoor hij ten val is gekomen.
[getuige] heeft, zoals hiervoor uiteengezet, verklaard dat hij zeker weet dat het slachtoffer geduwd is. Hij weet alleen niet 100% zeker of dat gebeurd is door de verdachte.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat [naam] aanwezig is geweest bij de vechtpartij. Zij hebben niet gezien dat [naam] iets bij aangever heeft gedaan.
[medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat hij tijdens het wegrennen na het incident heeft gehoord dat [naam] [slachtoffer] heeft laten vallen. [slachtoffer] zou getrapt zijn, maar dat heeft hij zelf niet gezien. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [naam] [slachtoffer] heeft geschopt.
Zowel [medeverdachte 4] [12] als [medeverdachte 3] [13] hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat [naam] bij de vechtpartij aanwezig was
De telefoon van [medeverdachte 4] is door de politie in beslag genomen. Uit de WhatsApp-geschiedenis bleek dat [medeverdachte 4] op 23 februari 2016 een chatgesprek had met de verdachte, waarin onder andere het volgende werd getypt:
- Verdachte (V): want [slachtoffer] heeft gezegt van jij en nog iemand hem gingen trappen ofs
- [medeverdachte 4] : huu;
- [medeverdachte 4] : [medeverdachte 4] en [naam] ja;
- [medeverdachte 4] : [naam] liet hem vallen;
- [medeverdachte 4] : Drm kwam hij zo hard op de grond;
- V: Maar die [slachtoffer] noemde alleen jou naam;
- V: Sws kan je [naam] niet snitchen hij hielp ons nig. [14]
De rechtbank merkt op dat het te betreuren is dat het alternatieve scenario pas ter zitting naar voren is gebracht. Echter, anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de getuigenverklaringen en het bovengenoemde WhatsApp-gesprek onderbouwing bieden voor het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario. Het alternatieve scenario kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet als onaannemelijk terzijde geschoven worden. Dit betekent dat de rechtbank het niet onaannemelijk acht dat [slachtoffer] is geduwd, waardoor hij met zijn achterhoofd op de grond is gevallen als gevolg waarvan hij (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet buiten gerede twijfel vastgesteld kan worden dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] geduwd heeft.
Het is niet uit te sluiten dat [naam] [slachtoffer] heeft geduwd, waardoor hij hard op de grond terecht is gekomen en het letsel heeft opgelopen. De verdachte en getuigen hebben evenwel niet belastend verklaard over het handelen van [naam] , maar dit kan mogelijk verklaard worden doordat zij [naam] niet willen ‘verraden’, zoals blijkt uit het WhatsApp-gesprek. Hoe dan ook volgt uit het dossier onvoldoende dat het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan door het handelen van verdachte, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde zware mishandeling (feit 1 primair) of poging zware mishandeling (feit 1 subsidiair).
Overweging feit 2:
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] in een nekklem, dan wel headlock, heeft genomen en [slachtoffer 2] heeft geslagen. Daarnaast hebben de medeverdachten, [medeverdachte] en [medeverdachte 2] , op datzelfde moment geweld gebruikt tegen de aangevers. Verdachte is niet alleen aanwezig geweest bij de vechtpartij tussen meerdere personen, maar hij is ook degene geweest die anderen op heeft geroepen hem te komen helpen, waardoor de hele situatie mede uit de hand is gelopen. Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging zoals ten laste gelegd.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid van het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] en [slachtoffer 2] ten gevolge van het geweld hebben opgelopen, omdat uit het dossier niet wettig en overtuigend blijkt dat de geweldshandelingen die de verdachte heeft gepleegd hebben geleid tot lichamelijk letsel bij [slachtoffer] (hersentrauma, hoofdwond, hersenkneuzing, hersenbloeding) en [slachtoffer 2] (bloedneus).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
2.
primair
hij op 19 februari 2016 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op het Jonckbloetplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- in een Nekklem en/of headlock nemen en gedurende langere tijd houden van die
[slachtoffer] en
- om(ver) duwen van die [slachtoffer]
- het meerdere malen slaan op het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1 primair en
2 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, subsidiair drie maanden hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank een gevangenisstraf aanwezig acht heeft de raadsman verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twee weken, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast kan een werkstraf worden opgelegd voor een door de rechtbank te bepalen duur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Op 19 februari 2016 kreeg de verdachte op het schoolplein van het Montaigne Lyceum in Den Haag ruzie met [slachtoffer] . De verdachte heeft dezelfde dag nog met [slachtoffer] afgesproken om de ruzie uit te praten. De verdachte is toen samen met wat vrienden naar [slachtoffer] gegaan. Al snel ontstond er weer ruzie tussen de verdachte en [slachtoffer] , die samen met [slachtoffer 2] was. Na wat duw- en trekwerk is [slachtoffer 2] door drie jongens, waaronder de verdachte geslagen. Daarna heeft de verdachte [slachtoffer] in een headlock, dan wel nekklem, genomen. Daarna is de verdachte achterover op zijn hoofd gevallen, waardoor hij ernstig letsel heeft opgelopen. Het is echter niet uit te sluiten dat [slachtoffer] op zijn achterhoofd is gevallen door een duw die is gegeven door een ander dan de verdachte. De rechtbank kan de verdachte het ernstige letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen dan ook niet aanrekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte na de ruzie met [slachtoffer] op het schoolplein geen contact met hem had moeten opnemen om de ruzie uit te praten. Ook had hij geen anderen moeten betrekken bij zijn ruzie met [slachtoffer] . Hij heeft zich daarmee in een situatie begeven waarin hij, gelet op hetgeen op het schoolplein was voorgevallen, op zijn klompen kon aanvoelen dat er weer een ruzie of vechtpartij zou ontstaan.
Het handelen van de verdachte heeft niet alleen impact op de slachtoffers, maar ook op de mensen die getuigen zijn geweest van het voorval en dus op de samenleving als geheel. Geweld op klaarlichte dag, in een winkelstraat, zorgt voor gevoelens van ergernis, onrust en onveiligheid. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft zich te veel laten leiden door de ruzie die hij eerder die dag met [slachtoffer] had.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voortgangsverslag toezicht van het Leger des Heils, d.d. 9 januari 2018, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
De verdachte heeft zich in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis goed gehouden aan de meldplichtafspraken en heeft zich netjes opgesteld. Behandeling is momenteel niet geïndiceerd. De verdachte is sinds het ten laste gelegde niet meer in aanraking gekomen met justitie. De verdachte volgt een opleiding voor administratief medewerker MBO niveau 2 bij het ROC Mondriaan in Den Haag. Daarnaast heeft hij een bijbaan bij de Albert Heijn. De kans op recidive wordt laag ingeschat. Verdere begeleiding vanuit de reclassering is niet geïndiceerd.
De rechtbank zal in de strafmaat rekening houden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen de aanhouding van de verdachte op 24 februari 2016 en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 11 januari 2018. Dit leidt tot het matigen van de op te leggen straf.
Alles afwegende en gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uren een passende reactie vormt op de ernst van het feit en het gedrag van de verdachte.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
40 (veertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
20 (twintig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Bastein, voorzitter,
mr. M. Kramer, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016050037, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 232).
2.Geneeskundige verklaring, 27 februari 2017, p. 109.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , 23 februari 2016, p. 104-105.
4.Proces-verbaal van bevindingen, 23 februari 2016, p. 108.
5.Proces-verbaal van bevindingen, 28 februari 2016, p. 208.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , 23 februari 2016, p. 110-111.
7.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , 24 februari 2017, p. 39-41.
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , 26 februari 2016, p. 178-179.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling [medeverdachte 2] , 29 februari 2016, p. 220.
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , 23 februari 2016, p. 113.
11.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , 1 juli 2016, punt 8.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige] 1 juli 2016, punt 25.
13.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , 1 juli 2016, punt 16.
14.Proces-verbaal Whatsapp, 24 februari 2016, p. 137-140.