ECLI:NL:RBDHA:2018:968
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.L. van der Waals
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- I.J.K. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd; beoordeling van openbare orde en vluchtelingenstatus
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van eiser, die oorspronkelijk in 1995 als vluchteling in Nederland was toegelaten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 31 oktober 2016 besloten de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht in te trekken, omdat eiser volgens de staatssecretaris geen actuele schending van het Vluchtelingenverdrag te vrezen heeft bij terugkeer naar Bosnië-Herzegovina. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank de zaak op 1 juni 2017 openbaar heeft behandeld en later op 19 december 2017 opnieuw heeft behandeld door de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft overwogen dat de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ook de intrekking van de vluchtelingenstatus inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat de intrekking niet onder de Kwalificatierichtlijn valt, omdat de vluchtelingenstatus van eiser niet meer actueel zou zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat eiser een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving vormt, wat vereist is voor de intrekking van de vluchtelingenstatus.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1002,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.