ECLI:NL:RBDHA:2019:11772
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een internetcafé op basis van de Opiumwet en de Wet op de Kansspelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam van zijn internetcafé, en de burgemeester van Den Haag. De burgemeester had op 23 maart 2018 besloten om het internetcafé voor een periode van drie maanden te sluiten, omdat er overtredingen waren geconstateerd van de Opiumwet en de Wet op de Kansspelen. Het besluit was gebaseerd op een controle die op 6 maart 2018 had plaatsgevonden, waarbij aanzienlijke hoeveelheden hasj en andere drugsgerelateerde materialen waren aangetroffen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 12 september 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betwistte de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal en stelde dat de sluiting niet op een zorgvuldige belangenafweging was gebaseerd. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende bevoegdheid had om de sluiting te gelasten op basis van artikel 13b van de Opiumwet en artikel 1 van de Wet op de Kansspelen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de aangetroffen hasj enkel voor eigen gebruik was bestemd, en dat de aangetroffen hoeveelheid en de omstandigheden in de inrichting wezen op een handelshoeveelheid.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de sluiting van het internetcafé rechtmatig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.