Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Procedure
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Op 27 februari 2019 heeft [naam onderneming] middels haar tussenpersoon een zogeheten Verzuimverzekering Eigen Risico digitaal bij Goudse aangevraagd. [naam onderneming] wenste één werknemer te verzekeren, mevrouw [naam 1] .
2.2 Bij die aanvraag is de vraag gesteld of de te verzekeren werknemer de partner of familie is van de DGA of eigenaar. Deze vraag is met ‘nee’ beantwoord.
2.3 Op 7 maart 2019 is de verzekering tot stand gekomen.
2.4 Op 8 april 2019 heeft [naam onderneming] een beroep op de verzekering gedaan naar aanleiding van een ziekmelding van mevrouw [naam 1] , die op 7 maart 2019 bij [naam onderneming] in dienst was getreden.
2.5 Goudse heeft voor de maanden april en mei 2019 aan [naam onderneming] een uitkering gedaan onder de verzekering. Daarna heeft zij, ondanks aanmaningen, niet meer betaald.
2.6 Goudse heeft nadat [naam onderneming] een beroep had gedaan op de verzekering aanleiding gezien om een nader onderzoek te doen. Gelet op het nader onderzoek heeft zij contact opgenomen met de tussenpersoon en vervolgens aan [naam onderneming] haar vermoedens voorgelegd dat [naam onderneming] de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering niet was nagekomen. [naam onderneming] heeft op de desbetreffende brief van Goudse gereageerd en bestreden dat zij niet aan haar mededelingsplicht had voldaan.