Verweerder stelt dat de algehele situatie in Trinidad en Tobago niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Eiser is er volgens verweerder niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er voor hem persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin rechtvaardigen.
De door eiser ondervonden problemen vanwege zijn seksuele geaardheid zijn onvoldoende zwaarwegend geacht voor de conclusie dat eiser in het land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Het eerste incident heeft zeer lang geleden plaatsgevonden (2007) en is geen directe aanleiding geweest voor zijn vertrek. Gesteld noch gebleken is dat eiser verder nog problemen heeft ondervonden in dit kader. Eiser heeft ook kunnen steunen op zijn moeder en stiefvader, die beiden een functie bij de politie hebben. Los daarvan is het incident direct daarna in der minne geschikt.
Ten aanzien van het tweede incident van 30 mei 2017, stelt verweerder dat het causaal verband met zijn aanhouding niet aannemelijk is gemaakt. Immers, eiser is naar zijn zeggen opgepakt vanwege het ontbreken van een drankvergunning. De stelling dat hij enkel is meegenomen vanwege zijn geaardheid is een veronderstelling van eiser. De verklaring van eiser dat er helemaal geen drankvergunning is vereist in een bar, is inconsistent met zijn verklaring in de zienswijze dat de drankvergunning aan de muur hing. Bovendien is gesteld noch gebleken dat hij op grond daarvan in de negatieve aandacht staat of risico loopt van de zijde van de politie. Verder heeft hij namelijk niets persoonlijks meegemaakt, terwijl hij nog ruim een halve maand op zijn adres heeft gewoond en in juni nog heeft gewerkt. Op grond van dit incident is hij niet dermate in zijn bestaan belemmerd dat niet van hem kan worden verwacht terug te keren naar zijn land van herkomst.
Verder is niet aannemelijk dat de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser is zich zeer lange tijd bewust van zijn homoseksualiteit, heeft in het land van herkomst meerdere relaties gehad, heeft kunnen studeren, heeft kunnen werken en daarmee in zijn levensonderhoud kunnen voorzien tot aan zijn vertrek. Niet is gebleken dat eiser met een dermate ernstige repressie te maken heeft gekregen dan wel dreigt te krijgen, dat tot vluchtelingschap moet worden geconcludeerd. Voorts is niet gebleken dat eiser zijn geaardheid in Trinidad en Tobago in het geheel niet heeft kunnen uitdragen dan wel dat hij zich hierin dermate terughoudend heeft moeten opstellen om problemen te voorkomen. Immers, zijn familie is van zijn geaardheid op de hoogte en hij heeft nog steeds contact met hen. Tevens heeft hij meerdere relaties gehad, waarvan zijn naaste omgeving op de hoogte was. Bovendien heeft eiser sinds 2009 (ongeveer 8 keer per jaar) voor [naam organisatie] evenementen/feesten georganiseerd voor de LHBTI-gemeenschap. Daarbij heeft eiser gesteld dat [naam organisatie] een legale organisatie is en dat homofeesten niet illegaal zijn.
Hoewel is gebleken dat homoseksualiteit bij wet strafbaar is in Trinidad en Tobago, wordt het wetsartikel, waarin homoseksualiteit strafbaar is gesteld, niet uitgevoerd, blijkens het Country Report of Human Practices 2016 – Trinidad and Tobago van mei 2017 (het Country Report van mei 2017). Verder blijkt uit het jaarboek van ILGA – State – sponsored homophobia, van mei 2017 (het jaarboek van ILGA), dat de Prime Minister [naam 2] naar voren heeft gebracht dat er geen plannen zijn om de wet aan te passen. Hij heeft ook verklaard dat de politie iedere burger moet beschermen, ongeacht met wie zij/hij het bed deelt of niet deelt, dan wel hoe hij/zij dit doet. Verder blijkt uit die informatie dat er sociale discriminatie is jegens LHBTI’s, hoewel lokale waarnemers meenden dat dergelijke attitudes langzaam aan het verbeteren waren. Toch waren leden van de professionele en zakelijke klasse, meer geneigd om hun LHBTI-oriëntatie te verbergen. Verweerder verwijst verder naar informatie van Tripadvisor waaruit zou blijken dat met name ten aanzien van Havana in alle redelijkheid niet gezegd kan worden dat LHBTI’s zodanig in hun bestaan worden belemmerd dat zij niet in staat zijn om zich staande te houden. Uit de site van Globalgayz blijkt volgens verweerder dat de Gay Pride al 20 jaar wordt gevierd in Trinidad en Tobago en dat de homogemeenschap erg actief is en veel aan het feesten is.
Daarbij heeft eiser de mogelijkheid om zijn beklag te doen bij de PCA.
Eiser heeft daarmee ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29 van de Vreemdelinegnwet 2000 (Vw).
4. Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat homoseksuelen uit Trinidad en Tobago, als sociale groep die te vrezen heeft voor vervolging (van de zijde van de autoriteiten dan wel bevolking), aangemerkt moet worden. Dit blijkt uit de ingebrachte informatie en uit het feit dat verweerder zeer veel LHBTI’s uit Trinidad en Tobago een verblijfsvergunning heeft verleend. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat bescherming mogelijk is in geval van vervolging vanwege de homoseksuele gerichtheid, zoals een discriminatoire behandeling van de zijde van de politie. Eiser verwijst daartoe onder meer een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 29 augustus 2018, het Country Report van mei 2017, het jaarboek van ILGA van mei 2017, en het rapport van de US Departement of State van 2017. Verder heeft eiser concrete namen en zaaknummers genoemd van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen. Verweerder heeft deze informatie onvoldoende betrokken bij zijn besluitvorming.
Subsidiair stelt eiser dat hij persoonlijk, gelet op zijn relaas, afgezet tegen de algemene situatie voor homoseksuelen in Trinidad en Tobago, zoals blijkt uit de informatie uit de ingebrachte algemene bronnen, gewelddadigheden tegen andere homoseksuelen en zaken van andere vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen, bij terugkeer te vrezen heeft voor vluchtelingrechtelijke vervolging dan wel een reëel risico loopt op een behandeling als verboden in artikel 3 van het EVRM. Met betrekking tot het incident van 30 mei 2017 heeft hij aangevoerd dat het causaal verband tussen dat incident en zijn geaardheid en die van de andere leden van [naam organisatie] die tegelijk met hem zijn opgepakt, wel aannemelijk is gemaakt. Verder heeft hij na dit incident niet meer thuis gewoond. Op 31 mei 2017 heeft hij ook ontslag genomen. Het is dus niet juist dat hij nog is blijven werken. In juni heeft hij nog wat werkzaamheden verricht ter afsluiting van zijn dienstverband (overdracht werkzaamheden).
Verder heeft verweerder, in wezen, nagelaten te beoordelen wat eiser te wachten staat bij terugkeer. Verweerder heeft enkel beoordeeld of hetgeen eiser in het verleden heeft meegemaakt als vervolging kan worden aangemerkt en hij daarom ook in de toekomst te vrezen heeft. Verweerder heeft hierbij nagelaten mee te wegen dat hij in het verleden weinig problemen heeft ondervonden, omdat hij vanwege zijn werk veel in het buitenland was en ook veel in het buitenland op vakantie ging met zijn vriend. In de beperkte tijd die hij in Trinidad en Tobago verbleef, heeft hij slechts beperkt uiting gegeven aan zijn gerichtheid. Hij heeft zich wel degelijk terughoudend opgesteld, blijkens zijn verklaringen tijdens het nader gehoor, en wel dermate dat hij niet in de problemen zou geraken. Dat hij heeft kunnen studeren en werken komt doordat hij zich zo terughoudend heeft opgesteld. Het gegeven dat hij feesten voor homoseksuelen/LHBTI heeft georganiseerd, rechtvaardigt verder niet de conclusie van verweerder dat sprake is geweest van een open gayscene of dat men openlijk gayfeesten kon organiseren.