ECLI:NL:RBDHA:2019:2450
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 maart 2019 heeft eiser betoogd dat Italië niet kan worden beschouwd als een veilige derde staat, en dat er tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem aldaar. Eiser verwees naar verschillende rapporten en artikelen die de situatie in Italië beschrijven, en stelde dat deze niet in de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn meegenomen. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zich houdt aan internationale verplichtingen, tenzij eiser kan aantonen dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank concludeert dat de door eiser aangehaalde rapporten geen wezenlijk ander beeld geven van de opvangsituatie in Italië dan dat welke door de Afdeling is betrokken in eerdere uitspraken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het standpunt van de Afdeling en verklaart het beroep ongegrond. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.