ECLI:NL:RBDHA:2019:2550
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van opvolgende aanvraag zonder nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Iraakse nationaliteit, een opvolgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangevoerd die relevant konden zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag. De eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat hij met een document had aangetoond dat zijn asielrelaas en zijn homoseksualiteit geloofwaardig zijn. Dit document, gedateerd 25 juli 2015, zou aantonen dat hij vogelvrij is verklaard vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in staat was gebleken de authenticiteit van het document aan te tonen, en dat het document daarom geen nieuw element of bevinding was. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van de vreemdeling ligt om de authenticiteit van documenten aan te tonen, en dat verweerder niet verplicht is om de authenticiteit zelf te verifiëren. De rechtbank concludeerde dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag in rechte vaststaat en dat de nieuwe aanvraag niet op nieuwe feiten is gebaseerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.