ECLI:NL:RBDHA:2019:4357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
C/09/571729 / HA ZA 19-364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. van Walderveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voegingsincident in een octrooizakenprocedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Den Haag op 24 april 2019, is een voegingsincident aan de orde. De eiseres in de hoofdzaak, de vennootschap naar vreemd recht Adaptive Spectrum and Signal Alignment, Incorporated (ASSIA), heeft KPN c.s. gedagvaard in een versnelde bodemprocedure in octrooizaken. Nokia Solutions and Networks Nederland B.V. heeft verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van KPN c.s. in de hoofdzaak, omdat zij een groot belang heeft bij de uitkomst van deze procedure. ASSIA heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voeging en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. KPN c.s. steunt de vordering van Nokia.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Nokia voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij de voeging, aangezien de uitkomst van de hoofdzaak juridische en feitelijke gevolgen voor haar kan hebben. De rechtbank heeft de vordering van Nokia toegewezen, waarbij is bepaald dat de kosten van het incident door elke partij zelf gedragen worden. Tevens is bepaald dat de procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet volgens de eerder gegeven VRO-beschikking, waarbij Nokia op dezelfde momenten als KPN c.s. aan zet is in de procedure. De rechtbank heeft elke verdere beslissing aangehouden.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.Th. van Walderveen en is openbaar gemaakt op 24 april 2019. De zaak betreft civiel recht en intellectueel eigendomsrecht, met specifieke aandacht voor de regels omtrent voeging in procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/571729 / HA ZA 19-364
Vonnis in incident van 24 april 2019
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
ADAPTIVE SPECTRUM AND SIGNAL ALIGNMENT, INCORPORATED,
te Redwood City, California (Verenigde Staten van Amerika),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Den Haag,
tegen

1.KONINKLIJKE KPN N.V.,

te Rotterdam,
2.
KPN B.V.,
te Rotterdam,
3.
TELFORT ZAKELIJK B.V.,
te Oostrum,
4.
XS4ALL INTERNET B.V.,
te Amsterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. F.W. Gerritzen te Amsterdam,
en
NOKIA SOLUTIONS AND NETWORKS NEDERLAND B.V.,
te Den Haag,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A. Killan te Den Haag.
Partijen zullen hierna ASSIA, KPN c.s. en Nokia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 februari 2019, waarbij ASSIA is toegestaan KPN c.s. te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken;
  • de dagvaarding van 1 maart 2019;
  • de incidentele conclusie houdende vordering tot voeging ex artikel 217 Rv
- de emailberichten van 16 respectievelijk 17 april 2019 aan de rolrechter, waarin ASSIA en KPN c.s. berichten dat zij zich in het incident refereren aan het oordeel van de rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
Nokia vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van KPN c.s. te voegen, met veroordeling van ASSIA in de daadwerkelijke kosten van dit incident, nader te bepalen in de hoofdzaak. Nokia heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat zij een (groot) belang heeft bij de uitkomst van de hoofdzaak, omdat deze rechtens en feitelijk gevolgen voor haar kan hebben. De inbreukvordering in de hoofdzaak ziet onder meer op een specifiek product van Nokia, zodat Nokia belang heeft bij voeging en de mogelijkheid moet krijgen om zich tegen de vordering te verweren.
2.2.
ASSIA heeft te kennen gegeven geen bezwaar te maken tegen de gevorderde voeging van Nokia en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank in dit incident.
2.3.
KPN c.s. steunt de incidentele vordering en meent dat deze kan worden toegewezen.

3.De beoordeling

in het incident

3.1.
Een ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan ingevolge artikel 217 Rv vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert [2] . Aan de toewijsbaarheid kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
3.2.
De vordering is tijdig ingesteld en Nokia heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een belang heeft om zich te voegen in de hoofdzaak. Nu ASSIA en KPN c.s. zich bovendien niet hebben verweerd tegen de incidentele vordering, zal deze worden toegewezen.
3.3.
De kosten van dit incident zullen, nu ASSIA zich niet tegen de incidentele vordering heeft verweerd, worden gecompenseerd op na te melden wijze.
in de hoofdzaak
3.4.
Nu de gevorderde voeging wordt toegewezen in een VRO-zaak, zullen de in de VRO-beschikking van 28 februari 2019 gegeven bepalingen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn op Nokia als gevoegde partij. Dit betekent dat Nokia op dezelfde momenten als KPN c.s. aan zet is in de procedure.
3.5.
Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
laat Nokia toe zich te voegen in de hoofdzaak aan de zijde van KPN c.s.;
4.2.
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
4.3.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de procedure wordt voortgezet overeenkomstig het bepaalde in de VRO-beschikking van 28 februari 2019, met dien verstande dat Nokia op de (rol)zitting van woensdag 19 juni 2019 eveneens zal kunnen concluderen voor antwoord, waartoe geen verder uitstel zal worden verleend;
4.5.
bepaalt dat de in de VRO-beschikking van 28 februari 2019 gegeven bepalingen, voor zover relevant, op overeenkomstige wijze voor Nokia van toepassing zijn;
4.6.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Th. van Walderveen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602, NJ 2015/295; HR 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2534, NJ 2015/369; HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:306, NJ 2017/125.