ECLI:NL:RBDHA:2019:5219
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die asiel heeft aangevraagd, heeft tegen het besluit van 25 februari 2019 beroep ingesteld, waarin de aanvraag niet in behandeling is genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening om de overdracht naar Italië te voorkomen totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Italië zich houdt aan internationale verplichtingen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van een zodanige structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Italië dat hij bij overdracht een risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft ook overwogen dat de door eiser aangehaalde rapporten geen wezenlijk ander beeld geven van de opvangsituatie dan eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.