ECLI:NL:RBDHA:2019:5223
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij naar Italië zou worden overgedragen totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag van eiser niet in behandeling kon worden genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. Eiser had zijn aanvraag in Italië ingediend, maar deze was daar afgewezen. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat ervan wordt uitgegaan dat Italië zich houdt aan internationale verplichtingen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van een zodanige structurele verslechtering van de opvangomstandigheden in Italië dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Heekelaar, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.