ECLI:NL:RBDHA:2019:5233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweerder weigert asielaanvraag op basis van Dublinverordening en verantwoordelijkheidsverdeling tussen lidstaten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Sahin, een beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had op 16 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend, maar Nederland had op 8 november 2018 een verzoek om terugname naar Oostenrijk gedaan, dat door Oostenrijk op 13 november 2018 was afgewezen. Oostenrijk had echter Italië verzocht om de eiser over te nemen, wat Italië had geaccepteerd.
De rechtbank overwoog dat de verantwoordelijkheid van Italië vaststond op basis van de Dublinverordening, ondanks de argumenten van de eiser dat hij nooit een asielaanvraag in Italië had gedaan en dat de overdrachtstermijn van 18 maanden was verstreken. De rechtbank stelde vast dat de overdrachtstermijn niet van toepassing was op de relatie tussen Nederland en Italië en dat de Italiaanse autoriteiten zich aan internationale verplichtingen dienden te houden. De rechtbank verwierp ook het beroep van de eiser op het arrest Tarakhel, omdat hij niet had aangetoond dat hij als kwetsbaar persoon moest worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 april 2019, en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.