ECLI:NL:RBDHA:2019:5242
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht onder Dublinverordening; beoordeling van motivering en risico op schending van mensenrechten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen op grond van de Dublinverordening. Eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit bezit, heeft aangevoerd dat er onvoldoende is gemotiveerd dat er geen belemmeringen zijn voor zijn overdracht aan de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank heeft op 9 mei 2019 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde werd vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zich houdt aan zijn internationale verplichtingen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Italië een risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is, omdat eiser zijn stellingen niet heeft onderbouwd en er geen motiveringsgebrek in het bestreden besluit is aangetoond. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier mr. J. Loonstra-Hoekstra, en is openbaar gemaakt op 14 mei 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.