Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2019 in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
(…);
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Filipijnse nationaliteit en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) voor de maand maart 2018, in het kader van gezinshereniging met zijn Nederlandse minderjarige halfbroer. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet was vrijgesteld van het mvv-vereiste.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet onder de kring van rechthebbenden valt zoals bedoeld in de Rvb, omdat hij geen aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet (Vw) heeft ingediend. De rechtbank overweegt dat de Rvb geen bepalingen bevat die de mogelijkheid bieden om de kring van rechthebbenden uit te breiden, en dat er geen algemene zorgplicht van de verweerder bestaat die zou kunnen leiden tot een afwijking van de Rvb. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.