ECLI:NL:RBDHA:2019:738
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid op basis van internationale bescherming in Griekenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Syrische vrouw, had op 26 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend voor haarzelf en haar dochter, na eerder internationale bescherming te hebben gekregen van de Griekse autoriteiten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk, omdat de Griekse autoriteiten op 15 juni 2017 al bescherming hadden verleend. Eiseres voerde aan dat zij en haar dochter niet de noodzakelijke medische zorg in Griekenland hadden ontvangen en dat zij vreesde voor eerwraak van haar broer. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat zij zich daadwerkelijk tot de Griekse autoriteiten had gewend voor hulp en bescherming. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat de positie van Dublinclaimanten niet vergelijkbaar was met die van eiseres. De rechtbank oordeelde dat eiseres, als statushouder, inspanningen moest leveren om haar rechten op medische behandeling in Griekenland te effectueren en dat zij zich moest wenden tot de hogere autoriteiten indien nodig. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.