ECLI:NL:RBDHA:2019:8726
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Griekenland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 augustus 2019, is de zaak behandeld van een eiser met de Afghaanse nationaliteit die een asielaanvraag had ingediend op 21 juni 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 11 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de autoriteiten van Griekenland op 9 mei 2018 internationale bescherming aan de eiser hebben verleend. De rechtbank oordeelt dat de eiser een sterkere band heeft met Griekenland dan met Nederland, en dat er op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgegaan kan worden dat Griekenland de eiser in overeenstemming met het Unierecht behandelt.
De eiser betoogt dat hij niet kan terugkeren naar Griekenland vanwege schendingen van verdragsverplichtingen en onvoldoende medische zorg. De rechtbank overweegt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Griekenland geen noodzakelijke medische zorg zal ontvangen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de situatie van statushouders in Griekenland niet wezenlijk is verslechterd. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van de eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten binnen de Europese Unie. De rechtbank stelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Griekenland in een situatie terecht zal komen die strijdig is met verdragsverplichtingen. De rechtbank wijst ook op het feit dat de eiser geen klachten heeft ingediend bij de Griekse autoriteiten, wat zijn argumenten ondermijnt. De rechtbank besluit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.