In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 geoordeeld dat de Staat der Nederlanden niet verplicht kan worden om een Nederlands-Marokkaanse vrouw, die verblijft in een vluchtelingenkamp in Syrië en lijdt aan een verstandelijke beperking en psychische en lichamelijke problemen, terug te halen naar Nederland. De eiseres, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft, was eerder naar jihadistisch strijdgebied gereisd en verblijft nu in erbarmelijke omstandigheden in het kamp. De rechter erkent dat de situatie van eiseres schrijnend is en dat haar belangen zwaarwegend zijn, maar oordeelt dat de belangen van de Staat zwaarder wegen. De Staat heeft grote zorgen over de veiligheid van ambtenaren die betrokken zouden zijn bij een repatriëring en de internationale betrekkingen die hierdoor in gevaar kunnen komen. De voorzieningenrechter concludeert dat, hoewel de situatie van eiseres ernstig is, de belangenafweging in het voordeel van de Staat moet uitvallen. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en stelt dat de Staat, indien de situatie in Syrië verbetert, wel tot repatriëring kan overgaan.