Overwegingen
1. Eiseres heeft een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van het betalen van het griffierecht. De rechtbank is van oordeel dat dit beroep op betalingsonmacht dient te worden toegewezen. Eiseres hoeft daarom geen griffierecht te betalen.
Wat ging er aan de zaak vooraf?
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres ontving sinds 23 mei 2016 een bijstandsuitkering. Naar aanleiding van twee anonieme meldingen dat eiseres werkzaamheden verricht als zangeres en daar inkomsten uit ontvangt, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering. Daarbij is onder meer dossieronderzoek en internetonderzoek verricht en zijn registraties geraadpleegd. Verder zijn door eiseres verstrekte bankafschriften bestudeerd en is eiseres op 7 februari 2019 gehoord. De bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek zijn vastgelegd in de “rapportage administratief onderzoek” van 13 maart 2019.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder vervolgens de bijstandsuitkering van eiseres vanaf 22 april 2017 ingetrokken en de verstrekte kosten van bijstand over de periode van 22 april 2017 tot en met 31 januari 2019 ten bedrage van € 19.795,80 van haar teruggevorderd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres op geld waardeerbare activiteiten als zangeres heeft verricht en dat daarom niet is vast te stellen of zij recht heeft (gehad) op bijstand. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd
4. Eiseres kan zich hier niet mee verenigen. Zij voert aan dat geen sprake is van een schending van de inlichtingenverplichting. Eiseres zingt namelijk op feesten van vrienden en kennissen en ontvangt hier geen vergoeding voor. Er is dan ook sprake van een hobby. Omdat geen sprake is van op geld waardeerbare activiteiten heeft eiseres hiervan ook geen melding gemaakt bij verweerder. Eiseres stelt aan de hand van bankafschriften te kunnen aantonen dat zij geen vergoeding heeft ontvangen voor de vriendendiensten die zij heeft verricht. Zij heeft echter geen boekhouding bijgehouden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verder aangevoerd dat de periode van terugvordering te ruim is omdat eiseres pas in 2018 een beetje begon door te breken als zangeres en, daargelaten dat zij geen vergoeding ontving, zij vanaf dat moment pas geld voor haar activiteiten had kunnen vragen.
Heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden?
5. Voorop staat dat het hier gaat om een voor eiseres belastend besluit, namelijk de intrekking van haar recht op bijstand en de terugvordering van de over de te beoordelen periode verstrekte kosten van bijstand. Bij een dergelijk besluit is het aan het bestuursorgaan om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de bewijslast in beginsel niet op eiseres maar op verweerder rust. Daarom ligt het op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat eiseres in de te beoordelen periode op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht waarvan zij verweerder niet op de hoogte heeft gesteld.
6. De sociale recherche heeft met name de sociale media op internet onderzocht en eiseres gehoord tijdens een zogenoemd confrontatiegesprek. Uit dat onderzoek is onweersproken gebleken dat eiseres gedurende de te beoordelen periode diverse malen in café en bars heeft opgetreden als zangeres en dat zij in ieder geval in deze periode op internet adverteerde en zich op internet aanbood als zangeres onder haar eigen naam. Daarnaast heeft zij in deze periode meerdere singles uitgebracht en studio-opnames gemaakt. Eiseres heeft ten overstaan van de sociale recherche onder andere verklaard dat zij alleen hobbymatig zingt op feesten van vrienden en kennissen en dat zij niks verdient met haar optredens.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de aard en omvang van eiseres activiteiten als zangeres, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van op geld waardeerbare activiteiten. Uit het dossier blijkt immers dat eiseres met regelmaat heeft opgetreden, waarvoor zij in elk geval een vergoeding had kunnen vragen. Gelet op het feit dat eiseres voor haar optredens een vergoeding kan vragen, zijn deze activiteiten relevant voor de vaststelling van het recht op bijstand. Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat haar activiteiten als zangeres van belang konden zijn voor de vaststelling van het recht op bijstand. Eiseres heeft deze op geld waardeerbare activiteiten desondanks niet gemeld bij verweerder. Daarmee heeft eiseres de op grond van artikel 17 van de Pwop haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Dat eiseres, zoals zij stelt, de activiteiten als hobby heeft verricht en dat deze activiteiten geen inkomsten hebben opgeleverd betekent niet dat van schending van de inlichtingenplicht geen sprake is. Volgens vaste rechtspraakvan de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is de intentie waarmee de werkzaamheden worden verricht en of uit die werkzaamheden inkomsten worden genoten namelijk niet van belang. Van betekenis is in dit verband dan ook dat voor de verlening van bijstand, gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid. in verbinding met artikel 32, eerste lid, van de Pw, niet alleen van belang is het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook het inkomen waarover zij redelijkerwijs kan beschikken.
Heeft verweerder de bijstand terecht ingetrokken en teruggevorderd?
8. Een schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking en terugvordering van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden (artikel 54 en 58 van de Pw). Het is vervolgens aan de betrokkene, in dit geval dus aan eiseres, om aannemelijk te maken dat zij indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan over de betreffende periode recht op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hier niet in geslaagd, nu zij van haar optredens en overige activiteiten als zangeres geen administratie en ook niet een soort boekhouding heeft bijgehouden. Daarom kan niet worden vastgesteld hoeveel eiseres had kunnen verdienen met de verrichte werkzaamheden. Daardoor blijft onduidelijk hoeveel inkomsten verzoekster redelijkerwijs had kunnen krijgen uit deze niet gemelde werkzaamheden.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht de bijstandsuitkering van eiseres per 22 april 2017 ingetrokken en de over de te beoordelen periode verstrekte kosten van bijstand teruggevorderd, op de grond dat eiseres niet heeft voldaan aan haar inlichtingenverplichting en dat daardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Eiseres wordt daarbij niet gevolgd in haar betoog dat de periode van terugvordering te ruim is nu uit het dossiergenoegzaam blijkt dat eiseres vanaf 2017 actief was als zangeres.
11. De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.