ECLI:NL:RBDHA:2020:11259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
20.1712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een staatloze Iraniër met bijzondere kwetsbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een staatloze Iraniër. De eiser had op 30 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 september 2020 niet-ontvankelijk was verklaard. De staatssecretaris baseerde deze beslissing op informatie uit het Eurodac-systeem, waaruit bleek dat de eiser eerder internationale bescherming had gekregen in Griekenland. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2020, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had aangenomen dat de eiser zonder meer terug kon keren naar Griekenland. De rechtbank benadrukte dat individuele omstandigheden, zoals de medische situatie van de eiser, van belang zijn bij de beoordeling van de kwetsbaarheid van statushouders. De eiser had medische gegevens overgelegd die zijn kwetsbaarheid onderbouwden, maar de staatssecretaris had deze niet in de beoordeling betrokken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris nader onderzoek moest doen naar de bijzondere kwetsbaarheid van de eiser en de risico's die hij zou lopen bij terugkeer naar Griekenland.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.050. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17120

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 17 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17121, plaatsgevonden op 16 oktober 2020 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Malwand Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is een staatloze Iraniër, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] . Op 30 augustus 2020 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. [1] Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat uit informatie uit het Eurodac-systeem is gebleken dat de Griekse autoriteiten op 27 september 2019 internationale bescherming hebben verleend aan eiser. Daarom heeft eiser een sterkere band met Griekenland dan met Nederland. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Griekenland zijn internationale verplichtingen niet nakomt jegens hem. Van statushouders mag worden verwachten dat zij zelf in Griekenland de rechten die voortvloeien uit hun status effectueren. Bovendien ligt het op de weg van eiser om over eventuele tekortkomingen in de voorzieningen in Griekenland te klagen bij de daartoe aangewezen autoriteiten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk zou zijn.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling [2] in haar uitspraken van 30 mei 2018 en 15 juli 2019 [3] heeft geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Griekenland terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent echter niet dat er geen individuele omstandigheden kunnen zijn op basis waarvan in een specifiek geval van de statushouder niet kan worden verwacht dat hij terugkeert naar Griekenland. Uit het arrest Ibrahim [4] volgt dat de bijzondere kwetsbaarheid van individuele statushouders ertoe kan leiden dat zij bij terugkeer naar de lidstaat waar zij een asielvergunning hebben gekregen, buiten hun eigen wil en keuzes om in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie terecht zullen komen. Zo kan de medische situatie van een statushouder hem bijzonder kwetsbaar maken, omdat deze problemen een negatieve invloed kunnen hebben op de mate waarin hij zich zelfstandig staande kan houden in de maatschappij en zijn rechten kan effectueren. Indien een statushouder – in dit geval eiser – individuele omstandigheden aanvoert op basis waarvan hij vindt dat van hem niet kan worden verlangd dat hij terugkeert Griekenland, is het aan verweerder om deze omstandigheden kenbaar bij de beoordeling te betrekken en te motiveren waarom deze omstandigheden volgens hem niet maken dat van eiser niet verlangd kan worden om terug te keren.
5. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte de door hem overgelegde medische gegevens niet bij het bestreden besluit heeft betrokken. Eiser stelt bijzonder kwetsbaar te zijn vanwege de medische problemen die hij ervaart ten gevolge van de martelingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser reeds bij zijn aanvraag een rapport van METAdrasi [5] overgelegd. In beroep is hiervan een vertaalde versie overgelegd. Eiser voert aan dat het rapport volgens het Istanbul Protocol is opgesteld en dat daarom dezelfde bewijswaarde aan dit rapport dient te worden toegekend als aan een iMMO-rapportage. [6] Verweerder is op deze stelling niet ingegaan, maar stelt zich ter zitting primair op het standpunt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het overgelegde rapport als deskundigenrapport dient te worden aangemerkt en subsidiair dat uit het rapport niet kan worden afgeleid dat eiser bijzonder kwetsbaar is.
6. De rechtbank volgt het primaire standpunt van verweerder niet. Uit het rapport van METAdrasi blijkt dat eiser medisch en psychologisch onderzoek heeft ondergaan, waarbij is beoordeeld of de klachten van eiser passen bij zijn relaas over martelingen en dwangarbeid in het land van herkomst. Vervolgens is geconcludeerd dat ‘de bevindingen in belangrijke mate compatibel zijn met de omschreven martelpraktijken, waarbij de kans op eventuele andere oorzaken zeer gering is’. Uit de toelichting bij deze conclusie blijkt dat het Istanbul Protocol is gevolgd. Het rapport is ondertekend door artsen, psychologen, juristen en een maatschappelijk werker. De rechtbank acht het rapport – naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent en beschouwt het rapport daarom als een deskundigenrapport. Verweerder heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de juistheid van dit rapport.
7. Ook het subsidiaire standpunt van verweerder wordt niet gevolgd. Het rapport van METAdrasi beschrijft een beeld van posttraumatische stressstoornis, vergezeld van depressieve elementen en mogelijk ook psychotische elementen. Dit beeld wordt bevestigd door de in beroep overgelegde medische verklaring van 30 augustus 2020 van een arts van de afdeling Spoedeisende Hulp waarbij de acute medische klachten van eiser in verband worden gebracht met zijn psychische problemen. Deze stukken onderbouwen de door eiser aangedragen individuele omstandigheden. Verweerder had voormelde informatie op grond van zijn onderzoeksplicht in zijn geheel en in samenhang moeten betrekken bij de beoordeling van de vraag of eiser is aan te merken als een bijzonder kwetsbare statushouder in de zin van het arrest Ibrahim. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder nader dient te onderzoeken en te motiveren of eiser valt aan te merken als bijzonder kwetsbaar, en of hij bij terugkeer naar Griekenland geen reëel risico zal lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [7]
8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Er is geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Evenmin acht de rechtbank, vanwege het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder, toepassing van de bestuurlijke lus aangewezen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050
(duizend vijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.H. de Zeeuw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219
5.Een Griekse niet-gouvernementele organisatie met als doel de ontvangst en integratie van asielzoekers in Griekenland te faciliteren. Deze organisatie houdt zich onder andere bezig met
6.Rapportage van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden