ECLI:NL:RBDHA:2020:12135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
NL20.9376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag en verstrijken overdrachtstermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de Staatssecretaris heeft het bestreden besluit op 20 juli 2020 ingetrokken. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de intrekking van het besluit niet kan worden gezien als tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, omdat de intrekking niet het gevolg was van een onrechtmatig besluit van de Staatssecretaris. De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat de overdracht aan Italië niet kon plaatsvinden, wat buiten de macht van de Staatssecretaris lag.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 20 augustus 2020 en kan worden aangevochten door verzet in te stellen binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.9376
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.Q. van der Zwaan).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 20 juli 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Verweerder ziet daarbij geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken, omdat op 15 juli 2020 de
zaaknummer: NL20.9376 2
uiterste overdrachtstermijn is verstreken. De overdracht is niet gerealiseerd als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Verweerder ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en stelt zich daarbij op het standpunt dat de intrekking niet het gevolg is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 april 2019.1
4. Verzoeker is van mening dat verweerder veroordeeld dient te worden in zijn proceskosten.
5. Uit vaste jurisprudentie van de ABRvS2 volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Volgens de ABRvS is bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie geen sprake van tegemoetkomen.
6. Na het bestreden besluit is gebleken dat verzoeker niet voor het verstrijken van de overdrachtstermijn kan worden overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van verzoeker alsnog in behandeling genomen. De overdracht aan Italië is feitelijk onmogelijk gemaakt door de coronacrisis, welke omstandigheid buiten de macht van verweerder is gelegen en dus niet aan verweerder verweten kan worden. Dat is een veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het bestreden besluit niet voordeed. Verweerder is met de intrekking van het besluit verzoeker dan ook niet tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Daarom bestaat geen aanleiding om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
7. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
2 zie onder meer ECLI:NL:RVS:2012:BX1816
zaaknummer: NL20.9376 3
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
20 augustus 2020

Documentcode: [doucumentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.