ECLI:NL:RBDHA:2020:12551
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Zundert, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 24 november 2020.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Nederland op grond van de Dublinverordening niet verplicht is de aanvraag in behandeling te nemen, aangezien Italië het verzoek om overname heeft aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat Italië niet in staat is om adequate opvang te bieden aan asielzoekers, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin het interstatelijk vertrouwensbeginsel is bevestigd. Eiser heeft niet aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Italië die een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet gehouden is om de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.