17.2.Gebleken is dat referent en zijn zus de eigenaar zijn van het huis van zijn moeder. Dit is een financiële regeling. Feitelijk woont de moeder in het huis. Vast staat dat eiser en referent niet in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Dat eiser niet weet van de regeling heeft verweerder in redelijkheid niet zondermeer vreemd kunnen achten. Niettemin valt wel op dat eiser niet zoveel zegt te weten van hoe referent zijn zaken heeft geregeld. Hij verklaart namelijk ook dat hij niet weet wat er in het testament van referent staat. Ter zitting heeft referent verklaard dat hij wel wat heeft geregeld voor eiser, maar dat eiser hier niet van wil weten. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring erg laat is gegeven. Bovendien heeft referent tijdens het gehoor over zijn erfenis hier niet over gesproken, maar alleen over zijn kinderen. Verder heeft verweerder het niet ten onrechte vreemd geacht dat referent de naam van het [werk adres] niet weet waar eiser werkt. Wat betreft degene aan wie eiser mantelzorg verstrekt, overweegt de rechtbank als volgt. Deze man heeft volgens het rapport verklaard dat hij niets weet over de relatie van eiser. Eiser heeft toegelicht dat hij met deze man niet veel over zijn eigen leven praat omdat deze man vooral bezig is met zichzelf; het feit dat hij naar een verpleegtehuis moet, houdt hem vooral bezig. Hoewel het op zich niet onbegrijpelijk is, is de rechtbank toch van oordeel dat na tien jaar meer kennis mag worden verwacht. Ook in de verklaring die eiser van hem heeft overgelegd, geeft deze man niet veel meer informatie over de relatie van eiser en referent. Daarom heeft verweerder dit niet ten onrechte vreemd geacht. De rechtbank stelt verder vast dat de verklaring van de fietsenmaker niet overeenkomt met welke andere informatie dan ook. Daarom hecht de rechtbank aan deze verklaring weinig waarde. Als de verklaring toch gevolgd zou worden, blijkt daar bovendien niet uit dat de relatie van eiser en referent vanaf het begin een schijnrelatie is geweest. Verweerder heeft zich ten slotte ongemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij vooral telefonisch contact heeft met referent. Eiser heeft een groot aantal afschriften overgelegd van de vaste huislijn en de mobiele telefoon van referent. Hieruit blijkt dat de mobiele telefoons van eiser en referent niet heel frequent maar wel regelmatig contact hebben gemaakt. De huislijn heeft ook regelmatig contact gemaakt met het mobiele nummer van referent. Eiser stelt dat hij dan heeft gebeld met referent. Verweerder heeft deze gegevens niet kenbaar bij zijn besluit betrokken.
18. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, heeft verweerder zich op grond van de beschikbare informatie niet op het standpunt kunnen stellen dat eiser zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. Daarmee valt een belangrijke pijler van het standpunt van verweerder dat eiser en referent geen gezamenlijke huishouding en geen exclusieve duurzame relatie hebben weg. Daarnaast acht de rechtbank de meeste van de door verweerder genoemde tegenstrijdigheden niet tegenstrijdig. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van wederzijdse zorg. Bij de onderdelen over de samen doorgebrachte tijd, de kennis en contacten met vrienden en familie en bij de overige zaken zijn er naar het oordeel van de rechtbank meerdere punten die verweerder in redelijkheid niet vreemd heeft kunnen vinden, dan wel die verweerder niet juist heeft beoordeeld. Dat neemt niet weg dat verweerder meerdere punten niet ten onrechte wel vreemd heeft geacht. Met het wegvallen van een zo substantieel deel van de motivering, dient verweerder zich echter opnieuw te beraden en te motiveren of hij vindt dat het huwelijk van eiser en referent een schijnhuwelijk is en zo ja of dat dan van meet af aan het geval was. Het bestreden besluit is wat betreft de intrekking van de vergunning dan ook niet zorgvuldig voorbereid en niet draagkrachtig gemotiveerd. Aangezien de afwijzing van de aanvraag om de vergunning te verlengen op dezelfde motivering is gebaseerd, kleeft aan dat deel van het bestreden besluit hetzelfde gebrek.
19. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank acht het niet opportuun om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder dient daarom binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 525,--, en een wegingsfactor 1).
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.