ECLI:NL:RBDHA:2020:12673
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster tegen de burgemeester van Zoetermeer. De burgemeester had op basis van een bestuurlijke rapportage besloten om de woning van verzoekster te sluiten voor een periode van drie maanden, omdat er aanwijzingen waren dat de woning betrokken was bij drugshandel. Verzoekster, die de woning huurt van Stichting De Goede Woning, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op 6 juni 2020 een politie-eenheid naar de woning was gestuurd naar aanleiding van een melding over drugshandel. Tijdens het onderzoek zijn er verschillende verdovende middelen en wapens aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat de woning een rol speelde in de verkoop van drugs. Verzoekster betwistte de bevindingen van de burgemeester en voerde aan dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en dat er geen overlast was geweest vanuit de woning.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en andere wapens. De rechter benadrukte dat de aanwezigheid van drugs in de woning niet noodzakelijkerwijs gepaard hoeft te gaan met overlast en dat de burgemeester niet verplicht is om aan te tonen dat de woning bekendstaat als drugspand. Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat het primaire besluit naar verwachting in stand zou blijven.