ECLI:NL:RBDHA:2020:13657
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. V.M. Oliana, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij in Italië het risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest, en dat er tekortkomingen zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat er systematische tekortkomingen zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank heeft verweerder in zijn standpunt gevolgd dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen en dat de overdracht aan Italië niet in strijd is met het EVRM of het EU Handvest. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims te onderbouwen met relevante informatie en dat het aan hen is om aan te tonen dat de situatie in het verantwoordelijke land niet voldoet aan de internationale normen voor bescherming.